Onderhoud blusmiddelen: hoe doe je dat?

Sproeischuimblussers, CO2-blussers, ABC-blussers en brandslanghaspels – kleine blusmiddelen moeten altijd grijp- en gebruiksklaar zijn. Welke wettelijke vereisten zijn er, waar moet de opdrachtgever bij een onderhoudsleverancier op letten en wat kan hij zelf doen? Gerrit Hagen, directeur van BVO, geeft tips en trucs.

Gerrit Hagen, directeur van (Brand-)Veiligheid & Opleidingen en hoofddocent van de opleiding Fire Safety Manager en de cursus Brandveiligheid van gebouwen, gespecialiseerd in brandveiligheidszorg/ brandpreventie, bedrijfshulpverlening en bedrijfsnoodplannen voor grote bedrijven en instellingen.

Gehanteerde normen en wettelijke vereisten

De gehanteerde normen en de wettelijke vereisten van het Bouwbesluit omtrent het onderhoud van kleine blusmiddelen schuren met elkaar. Waar de één zegt ‘onderhoud kleine blusmiddelen ieder jaar’, vertelt de ander dat één keer per twee jaar een korte controle voldoende is. “Wat de minister in het Bouwbesluit heeft vastgelegd, geldt. Iedere twee jaar moeten bedrijven dus hun kleine blusmiddelen onderhouden”, vertelt Gerrit Hagen.

Onderhoud blusmiddelen afhankelijk van omgeving

“Verder is de regel dat het onderhoud van kleine blusmiddelen adequaat moet zijn aan de situatie waarin de apparaten zich bevinden”, vertelt Gerrit Hagen. De directeur van BVO vindt dat ene zinnetje in het Bouwbesluit van groot belang. “Daar ligt de nuance hoe vaak, welk en hoe je het onderhoud van de kleine blusmiddelen zelf invult.”

Kleine blusmiddelen zijn draagbaar en tot 20 kg

Welke blusmiddelen vallen eigenlijk onder de noemer ‘kleine blusmiddelen’? In een vlot tempo noemt Gerrit Hagen “rode blikken toestellen, brandslanghaspels en blusdekens” op. Het komt neer op draagbare blusmiddelen tot 20 kilo en brandslanghaspels. Hij vult het rijtje aan: “Denk aan sproeiblussers, poederblussers, CO2-blussers en ABC-blussers. Daarnaast zijn ook verrijdbare blusmiddelen met een blusstofinhoud tot 250 kilo en droge blusleidingen van belang.”

Onderhoud blusmiddelen in Besluit draagbare blusmiddelen

Bij de aanschaf van zulke blusmiddelen moeten deze voldoen aan de aanschaf- en onderhoudsregels. Voor Nederland gelden de regels uit het Besluit draagbare blusmiddelen (1997). Zo moet een draagbaar blustoestel tot 20 kilo een keurmerk van Rijkstypekeur hebben in de ellips op het etiket. Dit keurmerk geeft het nummer aan waaronder de toestemming tot het in de handel brengen en de ‘geldigheidstermijn’. Daar is het eerste “probleem” al, volgens Gerrit Hagen. “De vaak goedkopere blustoestellen uit het buitenland voldoen lang niet altijd aan de Nederlandse wettelijke vereisten. Die mogen hier niet worden verhandeld, maar kunnen bij internationaal werkende bedrijven meekomen. Ook wordt er bij de keuring vastgelegd voor welk type brand het blusapparaat geschikt is: type A, B, C, D of F of een mix van de types.

Onderhoudsregel 1: altijd grijp- en gebruiksklaar zijn

Het Bouwbesluit maakt de onderhoudsregels inzichtelijk. De rode lijn? Kleine blusmiddelen moeten altijd grijp- en gebruiksklaar zijn. “Hiervoor is de gebouwbeheerder, de directie van het bedrijf of diegene die brandveiligheid onder zijn hoede heeft, verantwoordelijk. Hij moet erop letten dat de blusmiddelen voortdurend in een werkvaardige toestand zijn”, aldus Gerrit Hagen. “Als je het blustoestel hebt gebruikt, de gebruiksaanwijzing niet meer leesbaar is, de borgpenningen weg zijn of als het toestel gebutst of beschadigd is, moet de verantwoordelijke de onderhoudsleverancier bellen”, reageert Gerrit Hagen op de vraag wanneer direct onderhoud nodig is. “Hij controleert, vult, repareert of vervangt het toestel dan.”

Discrepantie tussen norm en regel

Om die werkvaardige toestand te waarborgen zijn er de regels in het Bouwbesluit en de ‘normen’. De standaardnorm is bijvoorbeeld: ieder jaar klein onderhoud, het vijfde jaar uitgebreid onderhoud, het tiende jaar revisie en het vijftiende jaar weer uitgebreid onderhoud. Als het twintigste jaar is aangebroken, moet het kleine blusmiddel worden vervangen. “Maar de minister gooide roet in het eten met het Bouwbesluit (artikel 6.31 lid 4 Bouwbesluit). Die stelt dat maximaal één keer per twee jaar voldoende is voor draagbare en verrijdbare blusmiddelen”, vertelt Gerrit Hagen. Deze regeling klopt niet meer wanneer een bedrijf ook de normen wil hanteren. “Dat betekent dat je om de twee jaar blusmiddelen onderhoudt. Dan moet je bij het vierde jaar al groot onderhoud plegen enzovoort. Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft een conversietabel gepubliceerd op haar website, maar dat kost veel meer geld”, reageert hij. “Daar zit dus de discrepantie tussen de norm en de regel.”

Blusmiddelen onderhouden? Overleg met onderhoudsleverancier

Om de juiste hoeveelheid onderhoud tussen de norm en de regel te bepalen, moet de opdrachtgever met de onderhoudsleverancier overleggen, tipt Gerrit Hagen. “Want welk en hoeveel onderhoud kleine blusmiddelen nodig hebben, is vooral afhankelijk in welke omgeving het apparaat hangt.” Hij geeft een voorbeeld: “In kantoren en ziekenhuizen is het niet nodig om ieder jaar alle kleine blusmiddelen te onderhouden, want die toestellen worden vrijwel niet belast.” In een industriële omgeving schat Gerrit Hagen dat de blusmiddelen ieder jaar onderhoud nodig hebben. Ook moeten bedrijven slim zijn, “want een onderhoudsleverancier wil ieder jaar of vaker de kleine blusmiddelen onderhouden”, aldus Gerrit Hagen. “Tip: Leid bijvoorbeeld een medewerker op in het ‘lezen’ van de NEN 2559. Niet om zelf kleine blusmiddelen te onderhouden, daarvoor is onderhoudsapparatuur veel te duur. Maar met de kennis kan hij zien wanneer onderhoud noodzakelijk is, of het op een goede manier wordt uitgevoerd en kan hij in gesprek gaan met de onderhoudsleverancier over hoe vaak en welk onderhoud adequaat is.”

REOB-leveranciers zijn gecertificeerd onderhoudsleveranciers

De volgende stap. Welke onderhoudsleverancier moet de opdrachtgever kiezen? “Een gecertificeerde”, aldus Gerrit Hagen. Die certificaten stelde het CCV vast en is te herkennen aan de zogenoemde REOB-leveranciers. Het certificaat stelt eisen aan de uitvoering en documentatie van het onderhoud en het onderhoudsbedrijf zelf. “Het certificaat geeft blijk van kwaliteit. Handig dus, maar geen wettelijk vereiste”, aldus Gerrit Hagen. Ook is een goede onderhoudsleverancier te herkennen aan een reële prijs. “Voor zeven euro per controle kan een onderhoudsmonteur niet werken. Reëler is twaalf tot vijftien euro voor tien minuten werk bij een draagbaar blustoestel.”

Zelf blusmiddelen onderhouden: nee! Wat kan de verantwoordelijke zelf aan onderhoud doen?

“Weinig”, reageert Gerrit Hagen. “Eigenlijk hoeft hij alleen te kijken of de blusser op de juiste plek hangt conform NEN 4001, herkenbaar is, het etiket goed leesbaar is, de borgingen aanwezig zijn en het blusmiddel niet stuk is.”

voorkantbrochuresveiligheid2Meer weten?

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Drie verschillende soorten maatregelen tegen ondermijningsrisico’s

Gemeentes kunnen met uiteenlopende ondermijningsrisico’s te maken krijgen. Een integrale aanpak is vereist om deze …

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *