Preventie van radicalisering binnen Jeugdhulp

In aanloop naar het congres Radicalisering & terrorisme op 31 mei 2016 op The Hague Security Delta Campus interviewden wij Esma Salama,  methodiekontwikkelaar en programmaleider van het project DIAMANT ter voorkoming van radicalisering bij Stichting Interculturele Participatie en Integratie(www.sipi.nl) en spreker op het congres. Esma Salama geeft haar visie op de grootste dreiging binnen de Nederlandse samenleving en actuele ontwikkelingen m.b.t. radicalisering en terrorisme.

Wat zijn actuele ontwikkelingen op het gebied van radicalisering en terrorisme?

Wat we merken is dat er bij hulpverlening, scholen, Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en justitie meer dan in het verleden een behoefte is aan praktijkrelevantie van interventies en wetenschappelijke inzichten. We merken dat hulpverleners binnen de Jeugdhulp  met twee vragen te maken hebben:

  1. Wat zijn signalen voor risico op radicalisering (geradicaliseerd of dreigt te radicaliseren)?
  2. Welke type hulpverlening (interventie) is nodig om de jongere die geradicaliseerd is of dreigt te radicaliseren goed te begeleiden?

In de praktijk blijkt er een behoefte te zijn  aan  preventie van radicalisering. Wat doe ik met signalen? Welk begeleidingstraject is er nodig om jongeren met een risico op radicalisering te kunnen begeleiden? Het is belangrijk dat hulpverleners binnen jeugdhulp goed geschoold zijn in het herkennen van signalen en vervolgens een specifieke interventie/hulpverleningstraject kunnen inzetten. Op dit moment is dat nog steeds niet het geval. Jongeren worden naar regulier aanbod doorverwezen en komen daar niet aan of vallen uit. De hulpverleners binnen jeugdhulp moeten volgens ons daarom getraind worden, zodat zij a) signalen van mogelijke radicalisering kunnen herkennen en b) vervolgens de  juiste diagnose kunnen stellen.

De training in signalering gebeurt al, wij richten ons op de volgende stap: na signalering van (mogelijke) radicalisering is het van belang dat de juiste diagnose wordt gesteld. Op basis van deze diagnose kan vervolgens de juiste interventie worden ingezet. Belangrijk is dat interventies gericht op preventie radicalisering structureel onderdeel zijn van Jeugdhulp.

Een voorbeeld: Bij minderjarige islamitische meiden worden uiterlijke veranderingen (bijvoorbeeld het dragen van een khimar, een wijdvallend kledingstuk dat het hoofd bedekt en nauw sluit om de polsen) of gedrag in het publieke domein of op school (geen hand geven aan mannen) al snel als signalen gezien van mogelijke radicalisering. Deze meiden krijgen geregeld als diagnose het stempel  ‘radicaal’. Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Deze signalen  kunnen ook duiden op andere problemen. Identiteitsverandering kan ook komen doordat deze meiden worstelen met hun puberteit, hun duale (religieuze) identiteit en op zoek zijn naar emotionele steun in hun directe omgeving (ouders, school, hulpverlening).  Deze meiden zijn op zoek naar positieve bevestiging van hun identiteitsverandering, maar ze voelen zich vaak door hun sociale omgeving en instellingen ‘afgewezen’ en ‘anders’ behandeld. Onze ervaring leert dat sommige meiden veel rust en kracht vinden in de islamitische kleding. Daar moet je als hulpverlener rekening mee houden en hen de ruimte en tijd gunnen in hun identiteitsontwikkeling tijdens de puberteitsfase. Hier kan de interventie dan ook op gericht zijn.

Wij gaan ervan uit dat experimenteren in de puberteitsfase belangrijk is voor ontwikkeling van een solide sociale identiteit. Maar dan moet je wel goed rekening houden met de culturele en maatschappelijke context. Je moet bijvoorbeeld de meiden en ouders bewust maken van gevaren die ook aanwezig zijn zoals extremisme en de ronseling door islamitische radicalen of loverboys. Als een meid geen steun vindt in een goede sociale omgeving zoals school, hulpverlening en ouders , bestaat het risico dat ze die elders gaat zoeken én vinden, bijvoorbeeld bij islamitische radicalen. Wij constateren dat veel islamitische ouders onvoldoende beseffen hoe belangrijk het is om er voor hun kind te zijn tijdens de puberteitsfase en hen hier goed te begeleiden. Wij proberen de ouders hier bewust van te maken en hen te coachen in overeenstemming met hun eigen waarden en normen.

Welke trends houden jullie nauwlettend in de gaten?

In verband met methodiekontwikkeling houden wij, naast praktijkontwikkelingen, de wetenschap nauwlettend in de gaten. Onze methodiek DIAMANT, een weerbaarheidsprogramma tegen radicalisering ontstaan vanuit de praktijk (bottom up), wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd sinds 2008. Verschillende wetenschappelijk publicaties wijzen inmiddels uit dat DIAMANT effectief is. DIAMANT leidt tot vermindering van gewelddadige opvattingen bij risicojongeren, zoals  ook blijkt uit het onderzoek van Feddes en collega’s (2015) getiteld Increasing self-esteem and emphaty to prevent violent radicalization: a longitudinal quantitative evaluation of a resilience training focused on adolescents with a dual identity uitwijst.

Een andere studie die wij belangrijk vinden voor onze methodiekontwikkeling is van Mann en collega’s (2015) getiteld Indicatoren en manifestaties van weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen extremistische boodschappen: Een theoretische en methodologische verkenning. Deze studie laat ons zien waar we moeten opletten bij bepaling wat weerbaarheid is en hoe dat mogelijk te meten is. Daarnaast is de studie van Feddes en collega’s (2015) getiteld  ‘Triggerfactoren van in het radicaliseringsproces’ belangrijk voor onze praktijk en methodieken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier typen: rechtvaardigheidszoeker, identiteitszoeker, zingevingszoeker, sensatiezoeker.

De Countermethodiek is voor ons ook een interessante trend. Upal (2015) bijvoorbeeld laat ons in Confronting Islamic Jihadist Movements zien dat de islamitische geschiedenis door het mechanisme van sociale identiteit door kan werken binnen huidige generaties.  De eerdere ervaring van bedreiging van de islamitische identiteit door verloren oorlogen en kolonialisme speelt hierin een rol.  Een groot deel van de islamitische wereld heeft het idee dat het niet goed gaat met de islamitische wereld omdat ‘de ware islam’ niet meer wordt gepraktiseerd. Radicalen beloven dat de glorietijd weer bereikt kan worden door terug te grijpen naar de religie van de beginperiode van de islam. Het gaat om een simplistisch en aantrekkelijk verhaal dat aan zoekende jongeren wordt aangeboden door ‘handelaren in identiteit’. Volgens Upal dienen wij een alternatief verhaal te ontwikkelen voor de sociale identiteitsontwikkeling van nieuwe generaties, waarbij gebruik kan worden gemaakt van positieve verhalen uit de islamitische geschiedenis. Een alternatief verhaal zou een verhaal kunnen zijn waarin de glorietijd van de islam gerelateerd wordt aan het gebruik van de rede en dat de stagnatie gerelateerd is aan de beëindiging van en het verbod op vrijheid van gebruik van de rede (beëindiging van de vrijheid van denken).

Daarnaast zien we dat steeds meer, met name minderjarige, islamitische meiden slachtoffer worden van ronselpraktijken. Deze meiden zitten midden in hun puberteit en zijn hierdoor kwetsbaar. We hebben de indruk dat veel minderjarige meiden bezig zijn met hun identiteitsontwikkeling, en dat radicale netwerken daar op een sluwe manier misbruik van kunnen maken. Moet je voorstellen dat een meisje van 15 jaar geronseld wordt om naar Syrië te gaan, waarbij alles voor haar geregeld wordt, zonder dat de ouders hier iets van weten. Dit meisje is niet of nauwelijks radicaal, maar ze heeft steun, aandacht en zelfvertrouwen gevonden in radicale in plaats van goede netwerken. Probleem ligt dus niet bij het meisje, maar bij het radicale jihadistisch netwerk, dat haar ronselt en verder wil radicaliseren. Het is dus de taak van de instellingen, professionals en ouders om ervoor te zorgen dat een minderjarige meisje in een positieve emotionele context in contact met je staat en dat je voorkomt dat ze emotionele steun en kracht gaat zoeken en vinden in ‘slechte’ netwerken. Tot slot zien we dat er steeds meer behoefte is aan ‘wat werkt?’; aan een overzicht van effectieve interventies ter voorkoming van radicalisering.

Waar zien jullie de grootste dreiging binnen de Nederlandse samenleving en op welke manier kunnen we dit als gemeenschap aanpakken?

Het is belangrijk dat we ons realiseren dat we er als samenleving en als professionals een uitdaging erbij hebben. Waar we ons jaren druk hebben gemaakt over de loverboys problematiek, hebben we nu te maken met radicalisering. Tegelijkertijd zien wij dat jongeren steeds meer invulling willen geven aan hun religieuze identiteit terwijl een negatieve bejegening van moslims door media en internationale ontwikkelingen onze huiskamer  binnenkomt via tv, social media en de kranten.  Het vergroten van de weerbaarheid van jongeren tegen radicalisering vraagt ons om het werkveld van Jeugdhulppreventief te vergroten. Tegelijkertijd vraagt het ook om een goed onderbouwde en effectieve aanpak.  Wij denken dat wij als gemeenschap moeten werken aan de vergroting van weerbaarheid tegen extremistische invloeden op micro- (hulpverlening), meso- (school, zelforganisatie) en macroniveau (overheid, wetgeving, media et cetera). Naar onze mening  is een sleutelfunctie weggelegd voor het onderwijs omdat jongeren hier bereikt kunnen worden en er bovendien ruimte is voor vergroting van weerbaarheid op jonge leeftijd.  Daarom zou er in het onderwijs hier meer aandacht aan moeten worden besteed in samenwerking met radicaliseringsexpertise. Op elke basis- en middelbare school zou er aandacht moeten worden besteed aan radicalisering, zodanig dat daarmee de weerbaarheid tegen extremistische invloeden wordt vergroot. De overheid kan dit aanmoedigen en stimuleren door in dit kader een helder geformuleerde visie en speciaal beleid te ontwikkelen.

Hoe zien jullie de toekomst van de veiligheidssector en kunnen jullie voorbeelden noemen van veelbelovende innovatieve aanpak rondom radicalisering en terrorisme?

De ontwikkeling van weerbaarheid- en de-radicaliseringsprogramma’s staat nog in de kinderschoenen. Meer focus op good practices en evidence based interventies vinden wij belangrijk. Wij ondersteunen graag zulke initiatieven en wij werken zelf ook richting evidence based. Een ander punt dat wij willen benadrukken is dat bij de toepassing van een weerbaarheids- of de-radicaliseringsprogramma samenwerking met relevante instellingen belangrijk is. DIAMANT is een systeemgerichte aanpak die ervan uit gaat dat de sociale omgeving belangrijk is bij de-radicalisering of vergroting van de weerbaarheid tegen extremisme of de-radicalisering. Het komt bijvoorbeeld voor dat een minderjarige jongere van school dreigt te worden gestuurd vanwege probleemgedrag.  Vanuit het perspectief van weerbaarheid en de-radicalisering zouden wij dan adviseren om de jongere niet van school te sturen omdat hiermee het risico voor verdere radicalisering en ronseling toeneemt. Een andere ervaring is dat sommige ouders grote financiële problemen hebben. Ze leven langdurig in armoede en stress en lopen het risico uit huis te worden geplaatst. Deze ouders hebben geen of weinig aandacht voor hun kinderen, hetgeen overigens ook een risicofactor is voor radicalisering of ronseling. Om ervoor te zorgen dat ouders voldoende aandacht hebben voor hun kinderen dienen wij hen te ondersteunen bij het oplossen van de financiële  en andere stress-gerelateerde problematiek. Ook in dit kader  is de samenwerking met relevante instellingen  van belang. Een voorbeeld van innovatieve aanpak is het structureel onderdeel maken van interventies gericht op de preventie van radicalisering binnen de Jeugdhulp.

Congres Radicalisering & Terrorisme 2016: wat kunnen bezoekers verwachten?

In het congres zullen we het hebben over onze praktijkervaringen met islamitische jongeren bij de toepassing van DIAMANT gericht op weerbaarheid tegen extremistische invloeden en de werkzame elementen van DIAMANT die wetenschappelijk zijn onderzocht. De interventie DIAMANT heeft als centrale doelstelling de weerbaarheid  van islamitische jongeren tegen radicale invloeden in Nederland te vergroten. Daarnaast willen we met de deelnemers in gesprek over hoe de preventie van radicalisering een structureel onderdeel binnen Jeugdhulp te maken is, wat het belang daarvan is en wat daar voor nodig is.

Meer weten?
Op het congres Radicalisering en terrorisme leert u hoe u misstanden veroorzaakt door (religieuze) radicaliserende groeperingen voorkomt.

Referenties

Feddes, A. R., Mann, L., & Doosje, B., ‘Increasing self‐esteem and empathy to prevent violent radicalization: a longitudinal quantitative evaluation of a resilience training focused on adolescents with a dual identity’ in: Journal of Applied Social Psychology, 45(7), 2015, pp. 400-411

Feddes, A. R., Nickolson, L.,& Doosje, B., Triggerfactoren in het radicaliseringsproces,

Expertise-unit Sociale Stabiliteit  Universiteit van Amsterdam, 2015

Mann, L., Doosje, B., Konijn, E.A., Nickolson, L., Moore, U., Ruigrok, N.,, Indicatoren en manifestaties van weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen extremistische boodschappen. Een theoretische en methodologische verkenning, WODC Publicatie. Geraadpleegd op 22 maart 2016, via www.wodc.nl

Upal, M. A.,‘Confronting Islamic Jihadist Movements’ in: Journal of Terrorism Research, 6(2), 2015

 

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Congresverslag Jonge Aanwas uit de criminaliteit – 21 maart 2024

Op 21 maart 2024 vond de 2e editie van het congres Jonge aanwas uit de criminaliteit plaats …

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *