De campus van hogescholen en universiteiten gaat steeds meer lijken op onaantrekkelijke bedrijventerreinen. Terwijl ze met hun gebouwen juist studenten kunnen trekken. Steeds meer universiteiten ontdekken hoe het nieuwe leren leidt tot aantrekkelijkere en goedkopere huisvesting. Het Regions Event 2020 gaat hier verder op in.
Functioneel
De gloednieuwe bètafaculteit van de Universiteit van Amsterdam is weliswaar een indrukwekkend gebouw, maar ligt ver buiten het bruisend centrum van de stad, op bedrijventerrein Science Park. Zo gaat het met steeds meer universiteiten en hogescholen. Ze concentreren zich in functionele gebouwen die alleen al door hun omvang aan de rand van de stad worden gebouwd. Ook al zijn ze door masterplandeskundigen ingericht, toch hebben ze het charisma van een bedrijventerrein. Een geïsoleerde omgeving, ver weg van het stadse leven en ’s avonds al snel leeg en sfeerloos. In de strijd om de student en toponderzoekers is de huisvesting van hogescholen en universiteiten nog onvoldoende een concurrentiewapen.
Vastgoed als trekpleister
Gezien het belang van het aantal inschrijvingen voor de financiering van de instelling, hoort de huisvesting van universiteiten en hogescholen een bijdrage te leveren aan de werving van studenten. Het budget per instelling wordt immers bepaald aan de hand van het aantal ingeschreven studenten.
Het vastgoed als trekpleister staat echter bij veel onderwijsinstellingen nauwelijks op het netvlies. Te vaak hebben onderwijsbestuurders vooral gekeken naar alleen de kosten van de huisvesting. Jarenlang is grootschaligheid daarbij maatgevend geweest. Deze norm sluit echter steeds minder aan bij de moderne tijd, die juist vraagt om een combinatie van compact, ruimtelijk en praktisch.
Veel hogescholen en universiteiten bieden juist het omgekeerde: grote ruimte en geen flexibele studieplekken. In plaats van flexleerplekken in het hele gebouw waar studenten hun laptops kunnen aansluiten, zijn er vaak grote, verouderde computerruimten. De grote collegezaal is ook zo’n pedagogische dinosaurus die nog volop voorkomt, maar al uitgestorven zou moeten zijn. Elektronisch leren is eveneens een nieuwe norm in het hoger onderwijs. Via technologische voorzieningen kunnen veel studenten de colleges online volgen. Veel grote collegezalen zijn gedoemd tot leegstand.
Herontwikkeling – het nieuwe werken
Het bedrijfsleven is het onderwijs reeds voorgegaan in deze herontwikkeling van huisvesting. Steeds meer bedrijven omarmen het nieuwe werken en stemmen daar de huisvesting op af. Open, functionele ruimten waar op bijna elke plek een laptop kan worden aangesloten. Dit bespaart niet alleen ruimte, het vergroot ook de attractiviteit van de werkomgeving.
Willen hogescholen en universiteiten zich als eigentijds aan studenten en medewerkers presenteren, dan zullen zij hun gebouwen beter moeten afstemmen op het nieuwe werken. Dit bespaart behalve ruimte en kosten, het vergroot de aantrekkingskracht op studenten. Kleine ontmoetingsruimtes waar studenten draadloos kunnen inloggen en hun opdrachten kunnen uitprinten, stiltewerkplekken en kleinere lesruimten zijn hiervoor nodig.
Dat hogescholen en universiteiten toch nog vaak kiezen voor een grootschalige huisvesting, is vaak ingegeven door beperkende omstandigheden. Bouwen in binnensteden is vanuit het oogpunt van wervingskracht verreweg het beste, maar daar ontbreekt vaak de ruimte. Bouwen in de buitengebieden is wel mogelijk. Omdat ruimte daar een minder groot probleem is, grijpen onderwijsinstellingen daar vaak naar beproefde bouwkundige concepten, die evenwel niet aansluiten bij het nieuwe studeren.
Inspelen op wensen student én medewerkers
Hogescholen en onderwijsinstellingen die ervoor kiezen om met hun huisvesting in te spelen op de wensen van studenten, slaan twee vliegen in één klap. Zij vergroten hun wervingskracht doordat zij door compactere huisvesting dichter bij binnensteden zitten en moderner overkomen. Tegelijkertijd besparen zij op huisvesting. De Universiteit van Amsterdam heeft deze zienswijze omarmd en ontwikkelt een huisvestingsconcept voor de toekomst, die in New York, Boston en Melbourne tot grote successen leidt. Het gaat om een open stadscampus met een centrale ontmoetingsplek en die verbintenis heeft met de stad. De universiteit streeft ernaar om slechts twaalf procent van de financiële middelen in te zetten voor huisvesting. De rest is beschikbaar voor ontwikkeling en onderwijs.
Ook de Technische Universiteit Eindhoven werkt aan een studentvriendelijke campus. De Eindhovense universiteit heeft een plan vastgesteld voor nieuwe huisvesting die aansluit op haar onderwijsvisie. Dat laatste is essentiëel waar het gaat om een doortimmerd strategisch huisvestingsplan.
Door de ontmoeting tussen studenten en medewerkers onderling te stimuleren, vergroot de aantrekkingskracht van de universiteit. Gebruiksvriendelijke gebouwen hebben ook een magneetwerking op wetenschappelijke medewerkers. Zij zijn degene die het onderwijsniveau naar een hoger niveau moeten tillen. Cruciaal in een tijd waar Nederland als kenniseconomie op losse schroeven staat.
Kleinschalig bouwen dient ook nog een ander belangrijk voordeel. Zorgvuldig gebruik maken van grondstoffen en energiebronnen wordt steeds belangrijker. Het zou helpen om de duurzaamheidsdoelstellingen van 2020 te behalen. Een campusontwikkeling met aandacht voor een leefbare leeromgeving helpt daarom de economie op verschillende manieren.
Tekst: Wim van ‘t Hoog, senior projectmanager bij HEVO
Meer weten?
Dit onderwerp wordt uitvoerig besproken tijdens het REGIONS EVENT 2020, een strategische bijeenkomst over onderwijs, bedrijven en investeren in de innovatieve regio’s van Nederland.