Project Columbus

In gesprek met Willy Vandamme, projectleider van Columbus en spreker op de Nationale Jeugdzorgdagen, over het project Columbus, een gezinsgerichte aanpak vanuit de methodiek van positieve heroriëntering.

Willy Vandamme is projectleider van Columbus, een innovatief en vooruitstrevend experiment in België om door middel van positieve heroriëntering de instroom van gezinnen in de Bijzondere Jeugdzorg te reduceren evenals de wachtlijsten die hier een gevolg van zijn.

Project Columbus

“Soms raken jongeren en hun ouders verwikkeld in een opvoedingsprobleem of conflict waaruit niemand nog een uitweg ziet. In het project Columbus wordt het gezin gestimuleerd om zelf naar een oplossing toe te werken. Ik wil even stilstaan bij het volgende gezegde: je haalt het beste uit de andere, niet door hem of haar het vuur aan de schenen te leggen, maar door het vuur in het binnenste aan te wakkeren. Daarmee geef ik de benaderingswijze van dit project aan. Het gaat erom vanuit een waarderend gesprek op zoek te gaan naar de kansen, de krachten en de mogelijkheden van de mensen, en niet te focussen op de tekorten.”

Doelstellingen project Columbus

“Nu stroomt er ongeveer 40 procent van de kwetsbare jeugdigen met problemen in België in de niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. De doelstelling van het project is om dit terug te brengen tot 20 procent. Het is mijn overtuiging dat er veel te veel jongeren in de jeugdbijstand terechtkomen. Het is ook de bedoeling om een visie en methodiek aan te reiken. De visie is om waarderend naar de mensen te kijken. Daaruit vloeit dan een methodiek voort: de positieve heroriëntering. We moeten ook de doorverwijzingsstructuur beïnvloeden want die maakt – niet bewust – dat er zoveel doorverwijzingen zijn. We moeten van een tekortenbeleid komen tot een kansenbeleid waar er wordt ingespeeld op de dynamiek van het leven en van de mensen.”

Start project

“Het comité van Kortrijk is in 2008 vrijwillig begonnen met tien cases heel anders te benaderen, vooral als reactie op de lange wachtlijsten. De lange wachtlijsten zijn ons een doorn in het oog. Toen ik nog directeur van het Oranjehuis was, werd ik geconfronteerd met de pijn en de ontgoocheling van de mensen over die lange wachtlijsten. Ze begrepen niet dat ze zo lang moesten wachten op hulp van het comité voor bijzondere jeugdzorg. Dat is maatschappelijk niet meer verantwoord. We kunnen de wachtlijsten een beetje organiseren, maar daarmee verdwijnt de pijn van de wachtenden niet. We hebben toen besloten om, als de vraag er komt, er met die methodiek op in te spelen.”

“We begonnen met het experiment aan de hand van vier criteria. Ten eerste moet het om een nieuwe vraag gaan, geen vraag van mensen die al zes maanden op de wachtlijst staan want dan verliest de vraag de energie en de inzet om verandering te willen. Ten tweede mag de veiligheid niet in het gedrang komen. De waarderende benadering werkt niet altijd en in alle omstandigheden, maar in vele omstandigheden wel. Ten derde moet het mandaat van een betrokkene zijn – een verwijzer, een jongere – maar er moet minstens een vraag zijn. In Kortrijk kwamen er zeshonderd vragen binnen waarvan er driehonderd in aanmerking kwamen voor onderzoek. Ten slotte werden er van die 300, 100 ad random uitgekozen. Het ging dus over 100 gevallen die zouden worden onderzocht in die 75 dagen voor er een maatregel komt. We wilden immers absoluut het verwijt vermijden dat we er de gemakkelijkste hadden uitgekozen.”

Methodiek en visie

“Positieve heroriëntatie begint altijd met een kansenonderzoek, dat samen met de betrokkene

wordt gevoerd. Het is een waarderend gesprek. Het is niet zo dat iemand komt kijken of er sprake is van agressie, of iemand niet naar school gaat, of er sprake is van mishandeling. We gaan uit van de vraag en bekijken hoe vanuit die positieve waardering, vanuit de krachten van een persoon aan tekorten kan worden gewerkt. Dat is een heel andere manier van onderzoeken. Het referentiekader is anders. Er wordt nog wel gekeken naar de tekorten, maar dan vanuit de kracht en de mogelijkheden van de mensen. Dit evolueert vrijwel altijd naar een familiegesprek, naargelang wat er mogelijk is in de familie. Bij echtscheidingen willen mensen soms niet meer met elkaar spreken. Dat moeten we ook respecteren. We gaan er echter hard tegenaan. Het is een contextuele methodiek, waarbij iedereen die is geraakt, wordt betrokken. Er is ook een ethische volgorde: eerst praten we met diegene die de vraag stelt en vervolgens met die personen die rechtstreeks worden geraakt. Als bijvoorbeeld een moeder de vraag stelt, zullen we eerst met haar praten, vervolgens met de dochter, vervolgens met de gescheiden vader en dan eventueel met de personen die rond hen wonen en leven. Cruciaal daarbij is dat iedereen op zijn verantwoordelijkheid wordt aangesproken. Dat is fundamenteel: doen we dat niet, dan kan er geen verandering komen.”

De praktijk

“Ik geef een voorbeeld. Een vader komt via het comité bij ons. Hij zegt dat zijn dochter van nauwelijks 17 jaar niet meer bij hem thuis slaapt, maar bij haar vriend. “Dat kan niet, ik ben verantwoordelijk, ze is aan mij toegewezen.”, zei de vader. De ouders waren gescheiden en de vader stond erop dat zijn dochter bij hem thuis kwam slapen. De vader had vier kinderen en toen hij bij ons kwam voor het gesprek, had hij een jonge vrouw mee. Wij dachten dat het zijn dochter was, maar het bleek zijn vrouw te zijn en ook de beste vriendin van zijn dochter. Ze was 18,5 jaar en hij was met haar getrouwd. Hij had er al een kleintje mee. Ik wil die man niet veroordelen, maar dat wijst erop dat die relatie toch al minstens negen maanden aan de gang was, in de periode dat hij aan het scheiden was.

Zijn vrouw is de beste vriendin van zijn dochter en de twee gingen nog samen naar school. Waar ligt de verantwoordelijkheid? Ik heb aan die man gezegd dat we het niet alleen over zijn dochter, maar ook over hem zouden hebben. Het betrof immers evenzeer zijn verantwoordelijkheid als die van zijn dochter. Die man antwoordde dat het niet zijn bedoeling was om over zichzelf te spreken; hij wou het alleen over zijn dochter hebben. Hij is opgestapt en weggegaan. Hij heeft zich echter bezonnen en is na tien minuten teruggekomen. Het was een heel confronterend gesprek voor die man.”

“Wij gaan er altijd heel sterk op in. Zo is het altijd binnen een dergelijke context, want de verantwoordelijkheid moet op de juiste plaats worden gelegd: niet alleen bij de jongere of niet alleen bij de ouder, maar binnen de context. Het is een no-nonsenseaanpak die recht naar de kern van het probleem gaat. We draaien er niet rond, maar we vragen aan de mensen wat er op hun hart ligt. Het is ongelofelijk hoeveel andere vragen er dan ontstaan in vergelijking met de aanmelding. Ik geef u een voorbeeld. Onlangs kregen we via het comité een aanvraag van de psychiatrie. Het gaat om een vrouw, een moeder, die nog steeds wordt begeleid. Ze werd dit jaar al tweemaal in de psychiatrie opgenomen wegens depressie. Ze had vier kinderen thuis en ze was in dagbehandeling bij de psychiater. De psychiatrie, de verwijzer, vroeg aan het comité om de zaak eens te bekijken omdat het niet goed zou gaan met de kinderen. Bij mij begint het dan al te kriebelen. Het gaat om een vrouw die al een jaar in begeleiding is, eerst in de psychiatrie, dan in dagbegeleiding. Ik vraag me dan af waarom zij dat niet oppakken. De eerste vraag die ik in de psychiatrie heb gesteld, is of men al met de vrouw had besproken dat de stap naar het comité zou worden gezet. In het antwoord draaide men rond de pot. Ik heb geweigerd om te komen als men het niet eerst wilde bespreken. Ik heb die man op zijn verantwoordelijkheid gewezen, dat was natuurlijk confronterend voor hem. Ik vind zoiets essentieel. Wij kunnen niet achter de rug van de betrokkene werken.”

 

Meer weten?

Op de Nationale Jeugdzorgdagen op 29 en 30 november 2012 hoort u van Willy Vandamme, projectleider van het experiment Columbus, hoe u door middel van positieve heroriëntering de instroom van gezinnen in de Bijzondere Jeugdzorg kunt reduceren.

 

 

Over

Bekijk ook

eBook Kwaliteit en Veiligheid in de zorg

Patiënten en cliënten in zorgorganisaties moeten erop kunnen vertrouwen dat zij kwalitatief goede en veilige …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *