Een toets resulteert doorgaans in een cijfer. Wij, als toetsdeskundigen, vinden het erg belangrijk dat dit cijfer op een goede, valide en betrouwbare manier tot stand komt.
Maar zelfs als een toets valide en betrouwbaar is, kan hij nog slecht functioneren ten opzichte van toetsen uit andere vakken of vakgebieden. Een cijfer zegt voor een kandidaat namelijk niet alleen iets over de mate waarin hij de getoetste stof beheerst.
In de praktijk…
In de praktijk gebruiken kandidaten de toetsresultaten ook om andere conclusies te trekken. Dit wordt vaak over het hoofd gezien. Een toetsresultaat staat voor een kandidaat niet op zichzelf. Kandidaten gebruiken de behaalde cijfers vaak om hun prestaties op de éne toets te vergelijken met hun prestaties op andere toetsen, bijvoorbeeld de toetsen van andere vakken. Deze vergelijkingen gebruiken kandidaten om een indicatie te krijgen van hun toekomstig succes in een bepaald vakgebied of een bepaalde studierichting.
Kijk bijvoorbeeld maar eens naar het kiezen van een profiel op de middelbare school of het kiezen van een specialisatie bij een vervolgstudie. Er zullen maar weinig leerlingen het profiel kiezen waarin de vakken zitten waarvoor ze dikwijls een onvoldoende halen. Ook studenten zullen zelden een specialisatie kiezen in het vakgebied waarvoor ze altijd lage cijfers hebben gehaald. Dat is een logische en rationele keuze. De kans dat je het diploma behaalt is immers veel groter als je vakken kiest waarvoor je altijd voldoendes haalt.
Invloed cijfers op studiekeuze – een case
Op een Amerikaanse onderwijsinstelling (een liberal arts college dat Sabot & Wakeman-Linn hebben bestudeerd in 1991) bleek de invloed van cijfers op de studiekeuze zeer negatieve consequenties te hebben. Op het college was er een tekort aan studenten die zich specialiseerden in bèta-vakgebieden. Na een algemeen eerste jaar, waarin studenten vakken binnen de alfa-, bèta- en gammawetenschappen volgden, kozen de meeste studenten ervoor om zich de rest van hun studietijd te specialiseren binnen het alfa- of gamma-vakgebied.
Voor het bèta-vakgebied kozen minder studenten. Uit het onderzoek bleek dat deze keuze voor een deel kon worden verklaard door het feit dat in het algemene eerste jaar de toetsen van de bèta-vakken veel strenger werden beoordeeld dan die van de alfa- en de gamma-vakken. Studenten kozen daardoor massaal voor de alfa- en gamma-studierichtingen, omdat ze daar veel betere cijfers haalden en daaruit concludeerden dat ze die vakgebieden beter beheersten.
Die conclusie was echter niet terecht. Het was niet zo dat ze die vakgebieden beter beheersten, ze kregen er alleen hogere cijfers omdat de beoordelaars minder streng waren. De onderzoekers berekenden dat als de docenten in de twee mild-beoordelende afdelingen even streng zouden beoordelen als de docenten in de bèta-afdeling, bijna 15% meer studenten voor een bèta-specialisatie zouden kiezen.
Tekort aan bèta-studenten in Nederland
In Nederland wordt er al jaren gesproken over een tekort aan bèta-studenten. Er is op allerlei manieren geprobeerd om het beeld te verbeteren dat middelbare scholieren van beta-techniek hebben. Echter, hierbij is niet uitgebreid gekeken naar de invloed van toetsing op de studiekeuze van middelbare scholieren.
Advies
Een cijfer staat niet op zichzelf. Leerlingen en studenten zien een toets niet alleen als een momentopname, maar gebruiken de toetsresultaten ook om te kiezen voor een vakkenpakket. Om te voorkomen dat ze verkeerd worden beïnvloed door strenge of mild beoordeelde toetsen is het dus niet genoeg dat een toets valide en betrouwbaar is. De cesuur (zak-slaag grens) moet enigszins vergelijkbaar zijn tussen verschillende disciplines en verschillende vakken. Zeker op het moment dat leerlingen en studenten nog een specialisatie moeten kiezen.
Door Bart Roosenboom, Teelen Kennismanagement
Goed artikel goor, er zit inderdaad veel werk in technische richtingen maar toch moeten hier vaak buitenlandse bedrijven bij betrokken worden omdat er niet genoeg Nederlandse specialisten zijn.