Door: Bert Peene
Samenwerking lijkt steeds meer het enige middel voor veel scholen om adequaat het hoofd te bieden aan krimp; dat wil zeggen: om hun voortbestaan hoe dan ook te waarborgen. Samenwerking betekent dan concreet: fuseren met een school van een ander bestuur, met name van een andere denominatie. Volgens artikel 23 van de Grondwet is dit alleen bij wijze van uitzondering toegestaan. Bovendien waakt ‘Den Haag’ ervoor dat door zo’n fusie te grote onderwijsinstellingen ontstaan. Diverse scholen, met name in het voortgezet onderwijs, moeten daarom vanwege hun omvang eerst een fusietoets doorstaan. De discussie binnen het onderwijs richt zich dan ook met name op de wet- en regelgeving: die moet versoepeld worden om scholenfusie gemakkelijker te maken.
Ondanks dat er intussen meerdere voorbeelden van succesvolle samenwerkingsinitiatieven zijn, is het vraag of in onderwijsland niet te gemakkelijk wordt gedacht over de mogelijkheid scholen te laten samensmelten tot één nieuwe, krimp-bestendige onderwijsinstelling. Of aanpassing van regelgeving volstaat. In zijn boek Doorbreek uw bedrijfscultuur. Hoe managers organisatieontwikkeling tegenhouden (Den Haag 2014) schrijft Rudy Snippe heel stellig dat samenwerking tussen organisaties niet mogelijk is. Hij baseert zich daarbij op inzichten uit de systeem- en complexiteitstheorie. Kennisintensieve organisaties – en dat zijn scholen toch – zijn complexe sociale systemen, die zich kenmerken door hun zelfrefererend of autopoietisch karakter. Snippe schrijft hierover: ‘Dit zelfrefererend karakter maakt dat een sociaal systeem nogal zwart-wit naar zijn omgeving en naar zichzelf kijkt. Het sociale systeem kijkt continu in hoeverre iets het systeem bevordert of bedreigt in zijn voortbestaan. Als iets systeembevorderend is, wordt het geaccepteerd, maar als het systeembedreigend is, dan sluit het sociale systeem zich af en stoot deze bedreiging zoveel mogelijk af.’ Volgens hem verklaart dit het grote aantal mislukte pogingen tot organisatieontwikkeling: ruim 70%.
Is het idee van samenwerkingsscholen dus niet meer dan een mooie droom? Toch niet; er zijn immers meerdere voorbeelden te vinden van succesvolle initiatieven! Het zijn vooral initiatieven waarin de samenwerkende scholen hun eigen identiteit hebben behouden en ook dat past in de theorie die Snippe in zijn boek ontvouwt. Het zelfrefererend karakter is namelijk niet de enige eigenschap van sociale systemen; ook de functiedefinitie is er een en bovendien niet de minst belangrijke. De functiedefinitie komt neer op wat elders de missie van een organisatie wordt genoemd: de verwoording van het bestaansrecht. In haar visie vertelt een school hoe zij de werkelijkheid ziet, welke trends, ontwikkelingen en uitdagingen er nu en in de toekomst kunnen worden waargenomen; in haar missie geeft zij aan wat zij als haar opdracht beschouwt. Een dynamische functiedefinitie beschrijft niet ‘wat we zijn’ maar ‘wat we willen betekenen voor…’, schrijft Snippe. In zijn boek Identiteitsmarketing. Waarom wij bestaan (Schiedam 2011) geeft Kaj Morel een prachtig voorbeeld van zo’n ‘dynamische functiedefinitie’. Het is de missie van ROC Noorderpoort: ‘Noorderpoort bereidt jongeren en volwassenen voor op hun rol in de samenleving en op het beroep van hun keuze. Noorderpoort wil hen tijdens hun loopbaan blijven begeleiden, opdat zij zich verder ontplooien en kunnen bijdragen aan een duurzame samenleving. Deze missie moet natuurlijk zichtbaar worden in onze regio. Daarom doen wij een belofte: Noorderpoort versterkt de regio.’
Samenwerking tussen scholen mogelijk maken is dus meer dan alleen een kwestie van regels versoepelen; scholen zullen ook een duidelijk beeld moeten hebben van wat zij als hun (pedagogische) opdracht beschouwen. Dat schept ruimte voor constructieve gesprekken over hoe je die opdracht kunt waarmaken; ruimte dus ook voor samenwerking.
Bert Peene is programmaleider managementopleidingen bij Via Vinci Academy en journalist voor Managementboek Magazine.
Opleiding Schoolleider Primair Onderwijs
Uit internationaal onderzoek blijkt dat het verschil in leerling-prestaties tussen scholen voor 25% kan worden verklaard uit het verschil in kwaliteit van de schoolleider. Zoals staatssecretaris Sander Dekker zegt: “goede schoolleiders zijn cruciaal voor de onderwijskwaliteit. Zij zorgen ervoor dat docenten hun handen vrij hebben om te kunnen doen waar zij het beste in zijn: met leerlingen kennis verspreiden en inspiratie bieden.” U als (toekomstig) schoolleider heeft een duidelijke visie op kwalitatief goed onderwijs, waarin effectief wordt omgegaan met verschillen tussen leerlingen. Ontwikkel uzelf en laat de processen binnen uw school nog efficiënter en beter verlopen: deze opleiding sluit naadloos bij u aan. Lees meer over de opleiding