‘Duizendpoot’ worden ze vaak genoemd: mensen met een leidinggevende positie en functiebenamingen als ‘teamleider’, ‘afdelingscoördinator’ of soms gewoon middenmanager. Het aantal taken die tot hun verantwoordelijkheid behoren, is groot en je hoort ze vaak verzuchten dat ze ‘veel te veel ballen in de lucht moeten houden’. Dat is natuurlijk niet goed; dat kan een teken zijn dat ze niet ‘in positie’ zijn. Anders gezegd: dat de school waar ze werken, niet goed heeft nagedacht over wat ze van haar leidinggevenden verwacht. ‘Managers hebben het zwaar, heel zwaar,’ schrijft Wouter Fioole in zijn pas verschenen boek ‘Wat willen we nou van managers? Op zoek naar de essentie van organisaties’. Een van de lessen die hij zijn lezers wil meegeven, is dan ook: als je ervan overtuigd bent dat een team of afdeling een manager nodig heeft, zorg er dan voor dat je goed weet wat je van hem of haar verwacht. Anders kan deze manager het nooit goed doen.
Een manager hoort dus geen duizendpoot te zijn, maar hij moet volgens Fioole wel van vele markten thuis zijn. Een manager moet iedere dag adequaat zien om te gaan met dilemma’s: verantwoordelijkheden delen of top down beslissen, complimenten geven of ‘straffen’. In de praktijk kiezen veel managers voor een benadering die hoort bij wat op dat moment een hype is. Dus je blijft eindeloos praten met slecht functionerende medewerkers omdat je heilig gelooft in empathisch leiderschap. Fout, oordeelt Fioole. Het is de ontwikkelingsfase waarin jouw organisatieonderdeel zich bevindt, die bepaalt welke benadering goed is. Dat betekent dat je als manager een groot aantal theorieën en modellen tot je beschikking moet hebben.
Wat betekent dat voor een opleiding, vroeg ik hem toen ik hem interviewde voor Managementboek Magazine; hoe ziet het ideale curriculum van een managementopleiding eruit?
Fioole: ‘Het ideale curriculum bestaat voor mij uit drie onderdelen die alle drie even belangrijk zijn. Voor de eerste twee gebruik ik in mijn boek en presentaties altijd graag een citaat uit Kant: “Ervaring zonder theorie is blind, maar theorie zonder ervaring is niet meer dan een intellectueel spel.” Het is voor managers altijd moeilijk een balans te vinden tussen eerst kennis of eerst ervaring opdoen. In beide gevallen loop je een deel van de belangrijke kennis mis. Managementopleidingen zouden deze twee elementen veel meer moeten integreren. Een casus van papier doen is totaal anders dan in rollenspellen, stages en zeker in de dagelijkse praktijk van de manager.
Ook organisaties hebben hierin een rol. Managers, zeker nieuwe, zouden ‘verplicht’ een stuk basiskennis met zich moeten meenemen. Of hier dan ook een certificering bij hoort zoals voor schoolleiders het geval is, is maar de vraag. Dat gaat mij persoonlijk te ver. Ik ben er namelijk van overtuigd dat organisaties die hun managers niet of nauwelijks begeleiden, minder presteren dan organisaties die hierover nadenken en hierbij stilstaan.
Het derde element – en dat mis ik in managementopleidingen volledig – is wat Mintzberg de “art-kant” noemt. Eigenlijk is dit zelfbeschouwing of –reflectie. Zorg ervoor dat mensen die manager willen worden, zich bewust worden van hun persoonlijke kenmerken en kwaliteiten. Ik weet niet of dat volwaardige filosofie moet zijn, maar de deugdenehtiek van Aristoteles, het utilisme van Bentham, ethische kwesties en wetenschapsfilosofie mogen van mij zeker opgenomen worden in managementopleidingen. De manager heeft naar mijn idee een ontzettend grote verantwoordelijkheid als het gaat om hoe hij zijn werk doet, ‘nee’ durven zeggen tegen functies die hem niet liggen – ondanks het geld dat erbij hoort – en het handelen van zijn medewerkers. Hierbij zouden managers veel meer handvatten moeten krijgen. Je bent pas een goede manager als je de juiste kennis hebt, voldoende vaardigheden en ervaring en vooral een goed mens bent.’