Nazorg ex-gedetineerden

Elk jaar komen er ca. 31.000 mensen uit detentie terug in de maatschappij. Zij moeten hun leven in de maatschappij terug zien te vinden. Een positieve herstart maken op eigen kracht of met ondersteuning door de (woon)gemeente en aan de gemeente gelieerde sociale- en veiligheidspartners. Met succes re-integreren valt in de praktijk niet mee.

Luc Hoogstraten, adviseur bij C3 Group, docent op de opleiding coördinator nazorg ex-gedetineerden en voormalig beleidsmedewerker operationeel veiligheidsbeleid bij gemeente IJsselstein, begeleidt organisaties bij het succesvol samenwerken in informatiesystemen en complexe omgevingen.

47% van de ex-gedetineerden recidiveert binnen een periode van 2 jaar. Voor personen met een taakstraf ligt het percentage op 34%. Helaas wordt 47 % van de ex-gedetineerde binnen 2 jaar weer gedetineerde. Terug bij af. Want er is sprake van ontoelaatbaar crimineel gedrag, hoge kosten voor detentie en opnieuw nazorg. Praktijk wijst uit  dat er voor bijna de helft geen zicht is op een blijvende positieve wijziging in het gedrag. De vraag is: Kunnen wij wat doen aan recidive?

Voorkoming recidive is niet eenvoudig

Voorop gesteld moet worden dat het terug dringen van recidive bij ex-gedetineerden geen eenvoudige zaak is. Het re-integratieproces is ingewikkeld en verloopt vaak moeizaam. De inspanningen leveren gelukkig geregeld (blijvend) succes op, maar het gaat ook evenzo goed ook helemaal mis. Dat alles maakt het werken met ex-gedetineerden tot een uitdaging. Het levert teleurstelling op maar ook voldoening en tevredenheid als de re-integratie is gelukt. Voor recidiverend gedrag bij ex-gedetineerden zijn meerdere oorzaken aan te wijzen. De problemen zijn zeer divers. Er zijn de nodige barricades aan de kant van de ex-gedetineerde maar meer nog bij de ondersteunende sociale- en veiligheidsinstanties die de nazorg concreet in moeten vullen. Voor ieder soort probleem zullen aparte oplossingen gevonden moeten worden. Ik geef een opsomming van een aantal voorbeelden van in de praktijk, door mij en door onderzoekers, geconstateerde problemen, zonder daarbij volledig te kunnen zijn.

Uitgangspunten doelstellingen voorkoming recidive en de concrete invulling daarvan

1. De justitiabelen of ex-gedetineerden zijn zelf verantwoordelijk voor hun re-integratie.

2. De (woon)gemeente (waar men in de BRP is opgenomen) levert ondersteuning en begeleiding  bij het integratieproces door te investeren in het op orde krijgen van de 5 leefgebieden:  ID bewijs, Onderdak, Werk en inkomen, Schuldsanering en Zorg. Met dit op orde is de eerste stap gezet om recidive, overlast en verstoring van de Openbare Orde en Veiligheid te voorkomen.

3. Het bieden van een positief toekomst perspectief om het succesvol (re)integreren in de samenleving van de ex-gedetineerde te realiseren.

  • De ene gemeente interpreteert het begrip “ondersteuning en begeleiding” ruim en kiest voor een brede en intensieve ondersteuning, de andere gemeente interpreteert “ondersteuning en begeleiding” als een noodzakelijk kwaad en vult de nazorg minimaal in door een vraag- advies- en doorverwijs loketfunctie in te richten.  Deze laatste keuze spreekt de re-integrerende ex-delinquent niet bijster aan. In die situatie wordt het contact met de gemeente en de hulpverlening snel verbroken. De gemeente raakt het contact met de persoon maar ook de regie op de nazorg kwijt. De betrokkene wordt daardoor onaanspreekbaar. De kans op recidive stijgt.
  • Heeft de gemeente besloten tot uitbesteding van de nazorg naar een Regionaal Coördinatiepunt Nazorg ex-gedetineerden. Zijn er daarvoor beleidsregels vastgesteld over de reikwijdte van de ondersteuning op de leefgebieden. En is er naast de vergoeding van de personeelskosten ook een budget beschikbaar gesteld voor broodgeld, schuldhulpverlening etc. Of houdt de uitbesteding in dat er alleen wordt doorverwezen naar instanties en loketten.

Politieke keuzes

Er zijn politieke beslissingen die een optimale nazorg voor de ex-gedetineerden blokkeren. De politieke keuze vormt het vertrekpunt van  de inrichting van de gemeentelijke nazorg voor ex-gedetineerden.

  • Heeft de gemeente besloten om de nazorg lokaal  in te richten met een eigen regisseur (eenmansfunctie) of een regisseur met meerdere gemeentelijke collega’s. Krijgt de regisseur een werkbudget voor het verstrekken van “broodgeld”,  betaling van de huishuur, opleiding- studiekosten voor een goede re-integratie van ex- gedetineerden, geld voor een lening voor het starten van een bedrijfje. Met andere woorden wát heb je er als gemeente financieel voor over om een ex-gedetineerde op het goede spoor te zetten en je stad veiliger te maken. Wordt er op basis van beleidsregels gekozen voor een pro-actieve of re-actieve aanpak.
  • Proactief: Hoeveel ruimte krijgt de regisseur voor de invulling van de nazorg en mag hij zelf contacten leggen met betrokken delinquent in de PI? Heeft hij contacten met de reclassering, “Werk en Inkomen” of mag hij zelf bedrijven benaderen voor werk voor de ex-gedetineerden of verwijst hij (re-actief) alleen maar door naar één van de vele loketten?
  • Heeft de gemeente gekozen voor inhuur van externe expertise om de gemeentelijk regisseur te ondersteunen (detachering van medewerkers van de reclassering – zoals de gemeente Hoorn succesvol doet)
  • Is er een constructie met het Zorg-en Veiligheidshuis voor teruggekeerde TOP-Xers en een plan van aanpak voor de nazorg?

De ervaring en succesvolle lokale projecten leren dat als de gemeente zelf de nazorg invult en daar goed personeel en een budget voor over heeft, er mooie successen worden geboekt. Als een regisseur met empathisch vermogen deze functie invult, worden de ex-delinquent en de gemeentelijke partners enthousiast. De regie kan strakker gevoerd worden en het contact met de ex-gedetineerde wordt persoonlijker en beter. De lokale betrokkenheid en de korte lijnen van de ex-gedetineerde met de gemeente en de lage drempel met betrokken ondersteunende instanties, leidt eerder tot succes dan de “ver van mijn bed show” met alle instanties op afstand  waarbij de ex-gedetineerde een nummer is en lokale cohesie ontbreekt.

Beleidsregels die een overall nazorg beperken of moeilijker maken

Beleidsregels kunnen inhoudendat de benodigde zorg maar ten dele kan worden ingevuld. Vaak spelen beschikbare capaciteit en budget daarbij een rol. In het beleid worden de kaders en de grenzen (reikwijdte) van de nazorg bepaald met voornoemde beperkingen.

Het niet of onvoldoende raadplegen van de beschikbare informatiebronnen

Er is vaak veel bekend van een ex-gedetineerde. De informatie is te vinden in gemeentelijke systemen en  dossiers bij de diverse gemeentelijke partners maar is niet centraal opvraagbaar. Deelbaarheid, Koppelen en domein overschrijdend inzichtelijk maken van gegevens en informatie is nodig om een gemeenschappelijk beeld te krijgen. Met dat beeld kan door de gezamenlijke partners in consensus een plan van aanpak voor de nazorg worden samengesteld. Systemen die moeten worden geraadpleegd zijn DPAN, GECOS, PGA, BRP, Verwijsindex, dossiers van het Sociaal- en Jeugdteam, Plus Min Mee dossiers, Veilig Thuis, etc. Uiteraard kan alles alleen gedeeld worden binnen de wettelijke kaders van de AVG. Punt van extra aandacht, controle en opvolging: De (vaak late) meldingen van Justitie over verlof van ex-gedetineerden in de woongemeente, waaronder de verloven van zedendelinquenten.

Categorale indeling

Ex-gedetineerden kunnen in veel categorieën worden ingedeeld. Onderstaand is voorbeeld van een categorale indeling weergegeven die niet beoogt uitputtend te zijn. De indeling kan een hulpmiddel zijn en inzicht geven in het gemeentelijk bestand van de soorten ex-gedetineerden in de gemeenten maar niet meer dan dat:

  • Personen met beperkte geestelijke vermogens;
  • Personen met extreem middelengebruik (chronische) verslaving (drank, drugs, gokken, etc.);
  • Top-X’ ers (als zodanig gelabeld door het Veiligheidshuis);
  • Draaideur criminelen – of veelplegers die niet als Top-X‘ worden aangemerkt;
  • Leden van criminele organisaties (b.v. leden criminele jeugdgroepen, leden van verboden motorbendes etc.);
  • Zedendelinquenten;
  • “Bad luck” delinquenten: personen  die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn en (ongewild) betrokken worden bij een misdrijf (voorbeeld grote vechtpartij met zwaar gewonden);
  • Geradicaliseerde personen (terug gekeerde “Syrië gangers”).

In de categorale indeling schuilt het gevaar dat er voor de onderscheidenlijke categorieën standaard plannen van aanpak worden ontwikkeld die uniform worden uitgevoerd. Dat blijkt niet te werken. Elke ex-delinquent is een mens met een eigen karakter, een eigen achtergrond en levensverhaal en heeft vaak een eigen bejegeningsprofiel. De plannen van aanpak kunnen daarom nooit het zelfde zijn. Een plan van aanpak, waarin door inbreng  van alle betrokken sociale- en veiligheidspartners de invulling van de ondersteuning op de leefgebieden wordt uitgewerkt en wordt uitgevoerd, moet 100% maatwerk zijn om het beoogde succes te kunnen behalen.

Derde meting monitor nazorg ex-gedetineerden geeft aan dat de invulling van de leefgebieden nog steeds een weerbarstig proces blijft. Wat is de situatie op de leefgebieden direct voor detentie en bij ontslag uit detentie van de gedetineerden die tot de doelgroep van het nazorgbeleid behoren.

• Voor en bij ontslag uit detentie heeft 84,2% van de gedetineerden een legitimatiebewijs;
• Voor detentie heeft 71,0% van de gedetineerden inkomen, bij ontslag uit detentie 61,7%;
Voor detentie had 38,1% van de gedetineerden met een inkomen, inkomen uit arbeid en 33,4% had een bijstandsuitkering;
• Voor detentie heeft 80,9% van de gedetineerden huisvesting, bij ontslag uit detentie 83,2%. Voor detentie wonen de meeste ex-gedetineerden in een huurwoning of bij familie. Bij ontslag uit detentie wonen meer mensen bij familie en in de maatschappelijke opvang dan voor detentie;
• Bijna drie kwart (73,1%) van de ex-gedetineerden heeft voor detentie schulden;
• Ruim een kwart (29,4%) van de gedetineerden had voor detentie contact met een zorginstelling.

In de meeste gevallen gaat het om contact met verslavingszorg (50,8%) of om psychiatrische zorg (34,4%). Het bovenstaande beeld maakt duidelijk dat de ondersteuning en begeleiding van een ex-gedetineerde en het invullen van de leefgebieden in alle opzichten een tijdrovende en kostbare aangelegenheid is. Een reden te meer om recidive en een extra nazorg traject te voorkomen.

Een paar oorzaken van het stranden van de nazorg voor een ex-gedetineerde

  • Een plan van aanpak maken zonder een volledig beeld van de persoon en situatie te hebben.
    Gebrek aan informatie door het niet willen delen van informatie door partners. (AVG)
    Informatiesystemen niet up-to-date bijgehouden (b.v. het DPAN dossier niet volledig ingevuld).
  • Geen vroegtijdig contact met delinquent in PI, waardoor kennismaking na beëindiging van detentie stroef verloopt of helemaal niet tot stand komt.  Niet (Vroeg) tijdig weten waar de delinquent behoefte aan heeft.
  • Geen empathie met betrokkene of begrip voor de woon- en leefsituatie na beëindiging detentie. Een te kille benadering wekt geen vertrouwen bij de delinquent, dus biedt positief toekomst perspectief en ga voor de invulling van de 5 leefgebieden.
  • Ex-gedetineerde door verwijzen naar de voordeur van een andere organisatie zonder die deur te openen voor een “warme overdracht”. Laat iemand niet zwemmen. Je bent hem of haar zomaar kwijt.
  • Universele aanpak op soort delict of dadergroep i.p.v. individuele aanpak met 100% maatwerk. Geen eenheidsworst maar aandacht voor de persoon in kwestie.
  • Reactief ondersteuning aanbieden in plaats van proactief handelen en meedenken in kansen.
  • Niet actief helpen tijdens en na beëindiging van de detentie voor waar het schuldhulpverlening betreft. Broodgeld regelen op de dag van beëindiging detentie, huurpenningen doorbetalen, snel een uitkering regelen tot er werk gevonden is en niet, zoals nu vaak gebeurd, de ex-gedetineerden zonder geld een maand zelf rond laten kijken naar huisvesting en werk.

Competente lokaal regisseur van groot belang voor de regie op het nazorgtraject

Voor een goede lokale invulling van de nazorg van ex-gedetineerden staat en valt alles met een goede regie door de gemeentelijk regisseur. Deze goede regisseur heeft de regie op:

  • de informatiebronnen en de koppeling van informatie;
  • de samenwerking met alle betrokken partners;
  • het in consensus samenstellen van een plan van aanpak;
  • de tijdige (succesvolle) uitvoering  van het plan van aanpak;
  • de evaluatie met de partners en de ex-gedetineerde;
  • de Management Informatie en Managementrapportage;
  • de bestuurlijke rapportage aan de burgemeester.

Om succesvol de regie te kunnen voeren moet de regisseur:

  •  Een lokaal zorgnetwerk opzetten en sturen
  • Partners binden en duurzame coalities smeden
  • Optimaal invulling geven aan de gemeentelijke regierol
  • Integraal samenwerken met partners binnen het Veiligheidshuis
  • Stagnaties in samenwerking signaleren en doorbreken
  • Adviseren in een politiek-bestuurlijke omgeving

Het meest elementair in deze opsomming is het opzetten of versterken van een bestaand zorgnetwerk en het smeden van een solide ketensamenwerking waarbij informatie wordt gedeeld en waarbij in een centraal afstemmingsoverleg in gezamenlijkheid een plan van aanpak wordt geformeerd dat reaal haalbaar is en feitelijk uitgevoerd wordt.

Voor een goed integraal, domein overschrijdend sluitend plan van aanpak is een multidisciplinair afstemmingsoverleg noodzakelijk. Bij dat overleg is een goede informatiepositie nodig waardoor een compleet beeld van de betrokkene ontstaat, waardoor 100% maatwerk kan worden geleverd. Niet in de laatste plaats is er een strakke regie nodig op het maken van het plan van aanpak maar ook op de feitelijke uitvoering van het plan.

Door de C3Group uit Leerdam is een SMART ingerichte software applicatie ontwikkeld waarmee de regisseur al zijn overleg en regietaken uit kan voeren. Het systeem ondersteunt het overleg, monitort het ontstaan van het plan van aanpak, de uitvoering daarvan en genereert managementinformatie. Kortom een onmisbare digitale ondersteuning bij de invulling van de nazorg voor ex-gedetineerden.

Meer weten?

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Nieuwe werkwijze arbeidsongevallen zorgt voor meer veiligheidsbewustzijn bij bedrijven

84 procent van de bedrijven waar een arbeidsongeval is gebeurd, voert alle maatregelen die in …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *