Stadsmarinier in de supermarkt voor criminelen

Wapens, drugs en auto’s. Spaanse Polder, een van de grootste bedrijventerreinen van West-Europa, was een vrijstaat voor criminelen. Een stadsmarinier moest daar verandering in brengen. „Kijk, staat weer zo’n gast te posten.”

Marcel van de Ven, voormalig stadsmarinier bij de gemeente Rotterdam, docent op de cursus Bestuurlijke aanpak van ondermijning en spreker op het congres Ondermijning & Georganiseerde Criminaliteit.

Bedrijventerrein

Stapvoets stuurt Marcel van de Ven zijn auto door de wirwar aan straatjes op het bedrijventerrein. Zijn blik blijft hangen op een hoek. Vier mannen bij elkaar. Eentje, ouder dan de rest, draait zich om. Doorleefd gezicht, haren strak naar achter, gespschoentjes, geruit tweed-jasje. „Zou ’t een maffiabaas zijn?”

Tegenintimidatie

Marcel stuurt zijn auto door de bocht. De oudere man kijkt hem nu recht in de ogen. Hij blijft hem aanstaren. Marcel staart onverschrokken terug. Tegenintimidatie, noemt hij dat. Laten zien: ik ben niet bang voor jou, jongen, ik heb je in het snotje. Eenmaal om de hoek draait Marcel opnieuw zijn middenklasser de straat in. „Nog maar eens langs, vind ik leuk hè.” Hij nadert de hoek opnieuw. De vier mannen zijn weg, spoorloos verdwenen.

Niet veel te zien

Op het oog is in Spaanse Polder, Rotterdam, het grootste aaneengesloten bedrijventerrein van West-Europa, niet veel te zien. Mannen, louter mannen, staan wat hangerig voor garages. Sommige laden spulletjes in en uit. Je vindt er straten met bedrijfspanden zonder ramen, opslagloodsen, zijstraten met autohandeltjes. Showrooms, wasstraten, apk. Er is een woonwagenkampje, een McDonald’s, een groothandelsterrein voor groente en fruit.

Blind spot voor de overheid, hotspot voor criminelen

Spaanse Polder is een keurig bedrijventerrein, volgens de veiligheidsstatistieken. Over het gebied kwamen bij de politie nauwelijks meldingen binnen, de gemeente liet het terrein daarom jarenlang ongemoeid. Maar wie voorbij de gevels keek, zag een andere wereld. Autobedrijven met verdacht weinig klanten, opslagloodsen vol wapens, containers vol fruit én drugs. Er rezen vermoedens. Dat dit terrein, jarenlang een blind spot voor de overheid, was verworden tot een hotspot voor criminelen. Een plek waar zich hechte netwerken hadden ontwikkeld van georganiseerde misdaad.

Vrijstaat heroveren

Deze vrijstaat, vele jaren veronachtzaamd door de overheid, moest worden heroverd op de crimineel. En het was aan Marcel van de Ven om namens de gemeente een vlag te planten. Hij, ras-Rotterdammer met rappe tong, was in 2016 door het gemeentebestuur gevraagd om als stadsmarinier orde op zaken te stellen in Spaanse Polder. Niet eerder was een stadsmarinier, een Rotterdamse uitvinding waarbij een ‘superambtenaar’ met geleend gezag en mandaat van de burgemeester het veiligheidsprobleem in wijken moet aanpakken, aangesteld voor een bedrijventerrein.

Geen idee

Hup de samenleving in, wroeten en zien wat je bovenhaalt, dat is zijn stijl. Stevig, direct, zo nodig provocerend. „Porren in de nieren”, noemt hij dat. Maar Marcel, opgeklommen van leerling-kok tot bestuurskundige en stadsmarinier van probleemgebied Rotterdam-Zuid, had geen idéé wat hij op Spaanse Polder verwachten kon. „Het was uitproberen.”

Verkenningen

En zo reed hij op zijn eerste verkenningen op zijn motor rondjes over het terrein. Hij zag het gebied na vijven veranderen van karakter. Arbeiders eruit, vage types erin. Hij zag ze op de uitkijk staan, postend in dure bolides. Met een kop koffie achterin de McDonald’s zag Marcel hoe dealtjes gesloten werden. Twee man spiedend naar de deur, twee anderen komen binnen, knikje naar elkaar en het gezelschap zoekt een tafeltje verderop.

Vertrouwen in overheid tot nulpunt gedaald

Marcel ging langs bij ondernemers. Ze vertelden hem over de kofferbakhandel in kalasjnikovs, te zien vanuit hun raam. De politie hadden ze nooit ingelicht, waarom zouden ze? Het vertrouwen in de overheid was hier tot het nulpunt gedaald. ‘Ga jij me nou vertellen dat ik m’n rotzooi moet opruimen’, zei er eentje tegen Marcel. ‘Terwijl júllie er een grote teringzooi van hebben gemaakt?’

Plekken waar de overheid niet kijkt

Bedrijventerreinen, Nederland zit er vol mee. Maar dit zijn de plekken, kwam Marcel achter, waar de overheid niet naar kijkt. „Hier zitten de kiezers niet.” Toeterend naar een slome weggebruiker: „Hé, ga er dan langs joh!” Wijzend naar een witte Porsche: „Ik kan ’m niet betalen hoor.” Wijzend naar een etalage met paspoppen tussen de autobedrijven: „Een damesmodezaak, hier? Ik vraag het me af.”

Temidden van al het gespuis

De kersverse stadsmarinier moest op zoek naar een locatie voor zijn kantoor. Hij wilde een plek where the shit happens, temidden van alle gespuis, „om een piketpaal te slaan”. Het eerste pand dat hij op het oog had bleek van een grote hennepboer, „en om daar nou als gemeente van te huren…” Pand twee, voorheen Polenhotel, toen illegale lunchroom, voldeed beter. Een kantoor van zes verdiepingen waarop hij een groot bord plaatste met ‘Samen werken aan veilig, verantwoord en vitaal ondernemen’, pal tegenover een autohandelaar die bekend stond om zijn connecties met de cocaïnemaffia.

Verstoren

„Verstoren”, dat was zijn doel. Dus nodigde hij direct toenmalig justitieminister Ard van der Steur uit, die met een heel stel ambtenaren een bezoek bracht. „Toen werden ze in dat pandje tegenover toch wel nerveus”, gniffelt Marcel. „Zag je ze opeens de auto’s keurig parkeren. Jongens met scootertjes reden langs om te kijken.”

Supermarkt voor criminelen

De malafide ondernemer tegenover was na een paar weken vertrokken. Maar „vele honderden” van hetzelfde slag zaten er nog, daar was Marcel wel achter. Hij had veldonderzoek laten verrichten door een criminoloog die constateerde dat Spaanse Polder een „supermarkt voor criminelen” was. Alle faciliteiten aanwezig, van productie tot handel tot transport.

Witwascarrousels

De autobedrijven waar nooit een klant kwam, liet Marcel bezoeken door mysteryguests. Ze vonden er showrooms waar auto’s nooit van plek wisselden – dikke laag stof op de motorkap – maar wel van eigenaar. „Witwascarrousels.” Garages waar niemand vieze handen had en waar de kennis van gestolen onderdelen groter bleek dan van reparaties. Autowasstraten met maar één tuinslang – en een jaarlijks waterverbruik, bleek na een belletje met Vitens, van één gezin. In die wasstraten reden auto’s even naar binnen en naar buiten. Wat er in de tussentijd was gebeurd? „Geen idee.”

Ontbreken van meldingen uit voor intimidatie

Het ontbreken van meldingen, concludeerde de criminoloog, is op Spaanse Polder juist geen indicator van veiligheid maar van ónveiligheid. „Niemand durfde aangifte te doen”, zegt Marcel. „Uit angst voor intimidatie.” Van pandeigenaren hoorde hij dat ze de huur niet altijd durfden innen. Zestigduizend euro had eentje van zijn huurder nog tegoed, een malafide autobedrijf. „Een Mercedes van dertigduizend euro kreeg ’ie, daar moest ’ie het mee doen.” En toen Marcel zelf eens met de wijkagent door een van de vele zijstraatjes reed, vol auto’s met buitenlandse kentekens, klonk: ‘Wat kom je doen, klootzak! Je kunt ons toch niets maken!’ „En dat tegen een agent in dienstauto hè.”

Arrogantie

„Hier, kijk, staat weer zo’n gast te posten.” Marcel van de Ven wijst naar een jongen op de hoek van een verlaten straat. Grijze joggingsbroek, schoudertasje om. Het is de wijze waarop ’ie kijkt, hoe ’ie de rook van zijn sigaret uitblaast, zegt hij. Argwanend, observerend, „met een bepaalde arrogantie”. En natuurlijk heeft hij het weleens mis, zegt Marcel zijn auto het asfalt van het groothandelsterrein op sturend. „Maar meestal niet.” Wijzend naar kratten vol bananen, pal naast een Range Rover. „Auto versus inkomen, die verhouding is hier zoek.”

Systeemwereld

De systeemwereld van politie en justitie heeft op deze criminelen geen vat, zegt Marcel. Nergens gaat een belletje rinkelen als dezelfde auto al voor de zoveelste keer schade heeft gereden – zodat een bevriende taxateur bij de verzekeraar een onrealistisch hoge schade kan opgeven. „Je ziet ze hier de auto’s gewoon tegen de muur aan rijden! Maar de computer heeft niets door.”

Diepgewortelde criminele structuren

In de jaren voor zijn komst waren er na uitvoerig politiewerk twee witwasbedrijven opgerold. Maar de criminele structuren op Spaanse Polder zijn zo diepgeworteld, daar werkt de strafrechtelijke aanpak niet. Alles in Nederland is zó doorgeregeld, voordat je een strafzaak compleet hebt, ben je jaren verder. „En die jongens weten precies hoe de hazen lopen. Voor hen is het een kat-en-muisspel.”

Meldingsbereidheid omhoog

Allereerst moest de meldingsbereidheid omhoog, dacht Marcel. Ondernemers moesten weer trots worden op het gebied. Daartoe organiseerde hij ondernemersavonden waarin hij de potentie van Spaanse Polder benadrukte: vlakbij de haven, de snelweg. „Dit is júllie plek”, zei hij, „jullie stenen!” En hij pakte de buitenruimte aan: het groen, de verzakkingen. Op zijn kantoor werkte hij onder meer samen met politie, de groenvoorziening, de belastingdienst.

Malafide ondernemers weg

Van alle bedrijven liet Marcel de vergunningen en erfpachtgegevens onderzoeken. Autohandelaren met een dikke belastingschuld, of een bordeel met alleen vergunning voor een administratiekantoor – „goed, daar is wel wát administratie…” – werd de huur opgezegd. In anderhalf jaar tijd kreeg hij zo 28 malafide ondernemers weg.

Bestuurlijke aanpak effectiever dan enkel strafrecht

De bestuurlijke aanpak bleek effectiever dan enkel de strafrechtelijke. Maar daarvoor betaalde Marcel ook een prijs. Het begon met kleine dingen: jongens die op een scootertje langsreden en hem aankeken, hun handje zwaaiend op heuphoogte, „zo van: ik maak je af”. Marcel zat eens bij een rechtszaak van een malafide autohandelaar die bij zijn veroordeling zei: ‘We worden weggepest, maar wacht maar! Wij zijn met contra-observaties begonnen!’

Kwetsbaarder bij intimidaties

Marcel voelde zich niet veilig meer. Hij deed aangifte van bedreiging. Als een soort superambtenaar was hij, de stadsmarinier, naar voren geschoven om het gespuis aan te pakken. Je ziet in Nederland steeds vaker: criminelen die via de bestuurlijke weg worden aangepakt. Maar de bestuurders zélf, en hun ambtenarenapparaat, zijn er nog nauwelijks op ingericht. „De politie kan zichzelf beschermen, die heeft daarvoor een heel protocol. Ambtenaren niet. Die zijn bij intimidatie veel kwetsbaarder. Kijk maar naar al die bedreigde burgemeesters.”

Opdracht teruggegeven

Hij had nog veel méér in het gebied willen doen, maar na anderhalf jaar heeft Marcel zijn opdracht teruggegeven. Het werd hem te heet onder de voeten. „Ik had echt last van PTSS-verschijnselen. Zag ik op de snelweg een auto rijden met het nummerbord van een bekende drugsdealer, dacht ik dat ’ie achter me aan zat.” Een jaar lang heeft hij moeten herstellen, nu werkt hij als interim-manager en adviseur voor overheden en bedrijven. „Ik wilde geen Don Quichot meer zijn.” De rol van stadsmarinier is inmiddels overgenomen door een ander.

Controle

„Kijk, daar lopen ze nu.” Pal voor zijn oude kantoor wijst Marcel naar een clubje ambtenaren. „En kijk hém”, wijzend naar een garagehouder die met een doekje over zijn garagedeur wrijft. „Dat zie je altijd metéén als ze controle verwachten: luik dicht en poetsen.”

Meer weten?

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Monitor Integriteit en Veiligheid: agressie en intimidatie richting politiek ambtsdragers blijft zorgelijk

Maar liefst 45% van alle decentrale politieke ambtsdragers zoals burgemeesters, Statenleden, raadsleden en waterschapsbestuurders kreeg …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *