Door Hans Werdmölder, sociaal antropoloog en criminoloog en docent op de opleiding ketenregisseur risicojeugd.
Jongens die naar Syrië vertrekken om mee te doen aan de jihad keren naar Nederland terug als mannen die gewend zijn te doden. Dat wil de Nederlandse overheid voorkomen. Maar hoe? Door paspoorten in te houden en mensen het Nederlanderschap af te nemen, zoals antropoloog Hans Werdmölder bepleit? Of liever met familiegesprekken, zoals onderzoeker Amy-Jane Gielen in Denemarken ziet?
De boze buitenwereld lijkt ver weg in het kleine vertrek waar Amy-Jane Gielen en Hans Werdmölder de degens met elkaar kruisen over een giftig onderwerp: jihadisme. Van het leger van fanatieke en gewelddadige verspreiders van een radicaal islamitisch geloof maken ook Nederlandse moslimjongeren deel uit. Maar wie zijn het, en wat kunnen we er het beste aan doen?
Jihadisten in Nederland, hoe erg is het eigenlijk?
Amy-Jane Gielen: ‘Volgens schattingen van de Amerikaanse CIA vechten er in de Syrische en Iraakse burgeroorlogen ongeveer 15 duizend buitenlanders. Andere internationale onderzoeken spreken van ten hoogste 12 duizend buitenlandse jihadisten. Daarvan komen er 2500 uit Europa, onder wie 140 Nederlanders. Het grote gevaar schuilt niet zozeer in het absolute aantal jongeren dat zich heeft aangesloten bij de een of andere islamitische strijdgroep, maar veeleer in de mogelijkheid dat ze hun eventuele gevechtservaringen later, bij terugkomst zullen aanwenden. En ook geradicaliseerde jongeren die niet afreizen, kunnen een gevaar vormen. Ter herinnering: de Engelse soldaat Lee Rigby werd op 22 mei 2013 in Londen vermoord door jongeren die weliswaar met het gedachtegoed van een radicale islamitische beweging sympathiseerden, maar niet in Syrië, Irak of een ander conflictgebied hadden gevochten.’
Wat te doen?
Hans Werdmölder: ‘Ik heb andere getallen gehoord, er zijn misschien wel 300 á 400 jihadisten in Nederland. Maar afgezien daarvan hebben we lange tijd ontkend dat er in ons land een voedingsbodem voor radicalisering is. We reageren pas nádat er iets ernstigs is gebeurd, eerst de moord op Theo van Gogh en nu het vertrek van hele gezinnen naar Syrië en Irak. En vervolgens is de aanpak dan weer typisch Nederlands. Proberen we het probleem voornamelijk op te lossen met praten, cursussen en preventie, terwijl het beleid veel duidelijker zou moeten zijn: mensen met een dubbele nationaliteit die in vreemde krijgsdienst treden, verliezen het Nederlanderschap.
Gielen: ‘Ik ben verbaasd. Radicalisering wordt hier toch helemaal niet op een zachte manier aangepakt? Het actieplan Integrale Aanpak Jihadisme van de ministers Asscher en Opstelten van eind augustus is ongemeen hard, met dat voorstel tot het ontnemen van het Nederlanderschap. Daarmee kom je meteen op het contraproductieve aspect ervan: de overheid is voor de bestrijding van radicalisering mede afhankelijk van de steun van ouders, imams en de etnische en religieuze gemeenschappen van de potentiële jihadstrijders. Maar ouders zullen weinig bereid zijn om aan de politie door te geven dat hun kind van plan is naar Syrië te vertrekken, als hun zoon daardoor na terugkeer op het vliegtuig naar Marokko wordt gezet. Met dat harde beleid gaat de overheid er bovendien aan voorbij dat veel van de betrokken jongeren kwetsbaar zijn en snel te beïnvloeden, en dat harde taal van overheidswege ze eerder sterkt in hun overtuiging.’
Werdmölder: ‘Moslimjongeren laten zich makkelijk meesleuren door heroïsche en romantische verhalen over de jihad, dat is waar. Ze zoeken wanhopig naar een antwoord op vragen naar wie ze zijn, wat ze zijn en waartoe ze behoren. Die worsteling zie je meer bij jongeren uit migrantengezinnen, vooral in de tweede en de derde generatie. Punt hier is echter dat sommigen die zoektocht vertalen in gewelddadigheid en daarop kan de overheid niet anders dan ferm reageren, zo van: dit pikken we niet.’
Gielen: ‘Als je ergens over nadenkt, betekent dat toch niet automatisch dat je die gedachte ook tot uitvoering brengt? De aanscherping van de wet zodat het Nederlanderschap van jihadisten kan worden ingetrokken zonder voorafgaande strafrechtelijke veroordeling, komt neer op een ondermijning van de democratische rechtsstaat die u en ik tegen de radicalen willen verdedigen. Deze verregaande maatregel is contraproductief, omdat de overheid daarmee precies het tegenovergestelde bereikt van wat ze beoogt: eerder meer dan minder radicalisering. Ze bevestigt sommige moslimjongeren namelijk in hun overtuiging dat de rechtsstaat er niet voor hen is en dat zij worden uitgesloten.’
Werdmölder: ‘De rechtsstaat staat in dienst van de democratie. Het principe en uitgangspunt moet zijn: wij staan pal voor de democratie, en iedereen die dat bedreigt of aanvalt, pakken wij aan op een manier die effect sorteert.’
Gielen: ‘Desnoods door de democratische rechtsstaat opzij te schuiven?’
Werdmölder: ‘Zodra die wordt aangevallen: ja. Er zijn allerlei juridische bezwaren, die ken ik ook, maar hier vind ik dat de overheid duidelijk moet zijn.’
Gielen: ‘Ik denk dat een preventiebeleid veel meer gericht moet zijn op het ondersteunen van gezinnen waarvan een of meerdere kinderen zijn geradicaliseerd en die naar Syrië willen afreizen of dat al hebben gedaan. We moeten ouders helpen om hun zoon of dochter weer op het juiste pad te krijgen. Daarvoor heb je sociale professionals nodig die weten hoe ze met multiprobleem gezinnen moeten omgaan en die getraind zijn op het specifieke terrein van radicalisering. In plaats van het hardvochtige Nederlandse beleid kunnen we beter kijken naar Denemarken. Daar worden de ouders van de jihadist, terwijl die zelf nog in Syrië of Irak is, uitgenodigd voor een gesprek met de Deense overheid. Op basis daarvan krijgen ze praktische begeleiding, die over dingen gaat als: wat zeg ik straks tegen mijn zoon als hij terugkeert uit Syrië of Irak, en wat zeg ik vooral niet. Eenmaal terug krijgt de spijtoptant een de-radicaliseringsprogramma aangeboden en waar nodig specialistische medische hulp. Het effect van een dergelijk alomvattend programma is dat de Deense jihadisten en hun families het idee krijgen dat de Deense overheid er ook voor hun is, dat verkleint de voedingsbodem voor radicalisme.’
Werdmölder: ‘De Deense overheid is slim en heeft bedacht dat ze die geradicaliseerde jongeren weer bij de samenleving wil betrekken. Ik ken de finesses van deze aanpak niet, maar sluit niet uit dat ze effectief is. Ik hoor echter wel meteen de kritiek, zo van “je krijgt pas aandacht als je naar Syrië bent geweest”. Dat geluid hoor je ook op de aanpak van de 600 grootste jonge schurken in Amsterdam.’
Gielen: ‘De integrale aanpak van die top 600 met verschillende professionals die er bovenop zitten lijkt wat op de Deense aanpak van geradicaliseerden. Net als daar het geval is, kan dat hier werken. Tegen u zeg ik: Soms is een harde aanpak niet effectief, maar kies je er toch voor omwille van vergelding en boetedoen. Wees daar dan duidelijk in.’
Werdmölder: ‘Welke aanpak we ook kiezen, we moeten ons voortdurend realiseren dat gedragsverandering een kwestie van lange adem is en we moeten dus niet al te hoge verwachtingen koesteren voor de resultaten op de korte termijn.’
Meer weten?
Op de cursus Inzicht in dwingende groepsculturen leert u hoe u dwingende groepsculturen herkent en opvang en hulpverlening biedt aan uittreders van dwingende groepen.
Op de opleiding ketenregisseur risicojeugd leert u hoe u komt tot een integrale persoonsgerichte aanpak van risicojongeren.
Amy-Jane Gielen (1984) is politicoloog en auteur van het boek Radicalisering & Identiteit. Zij onderzoekt en adviseert sinds 2007 over radicalisering.
Hans Werdmölder (1951) is antropoloog en criminoloog en doet al meer dan 30 jaar onderzoek naar de Marokkaanse gemeenschap in Nederland. Hij is de auteur van het veelgeprezen boek Marokkaanse lieverdjes (2005) en docent op de opleiding ketenregisseur risicojeugd.
Bron: Sociale Vraagstukken