Zelfkennis

Toen ik voor het eerst met de psychiatrie in aanraking kwam, halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw, wist elke hulpverlener zeker dat psychische aandoeningen veroorzaakt werden door gedoe in je opvoeding. De schaduw van Freud lag nog zwaar over de geestelijke gezondheidszorg. Ondertussen weten we dat erfelijke aanleg of gevoeligheid voor psychische problemen ook een belangrijke rol speelt. Maar hoe dat werkt, welke rol je opvoeding speelt en wat de invloed is van andere levenservaringen, dat lijkt nog niet echt goed ontrafeld te zijn.

Kees Dijkman, ambassadeur voor Samen Sterk zonder Stigma, een samenwerkingsproject van Mind NL, GGZ Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en partner van het congres Personen met verward gedrag.

Niet bestaan

Omdat alle nieuwe kennis hierover mij enorm intrigeert, las ik met belangstelling het interview met Robert Plomin, dat NRC Handelsblad begin november publiceerde. Plomin is een Amerikaans-Britse psycholoog en geneticus die al zijn hele leven onderzoek doet naar de erfelijke factoren die een rol spelen bij het ontstaan van psychische aandoeningen. Plomin verklaart in het interview plompverloren dat die aandoeningen niet bestaan. ‘Niemand wordt op een dag wakker als alcoholist of schizofreniepatiënt,’ zegt hij. ‘Alles is een continuüm, we zijn allemaal een beetje schizofreen, depressief en autistisch. […] Hopelijk maakt dat besef mensen toleranter: er is geen wij versus zij.’

Normaliseren

Ik ben een groot voorstander van het normaliseren van psychische aandoeningen. Dus dat ‘er is geen wij versus zij’ spreekt mij erg aan. Maar dat iedereen ‘een beetje schizofreen, autistisch of depressief’ zou zijn, sorry hoor, dat lijkt me echt onzin. Hij bedoelt natuurlijk dat iedereen de aanleg voor schizofrenie of depressie bij zich draagt. De één meer dan de ander, maar bij niemand is die gevoeligheid nul. Maar zelfs als je gevoeligheid voor een bepaalde aandoening groot is, wil dat nog niet zeggen dat je die aandoeningen ook echt ontwikkelt!

Psychische aandoening

Neem mij. Ik draag al mijn hele leven een behoorlijke erfelijke aanleg voor angststoornissen met me mee. Eén blik op mijn familiegeschiedenis is genoeg om dit te bevestigen. Maar ik heb pas echt een psychische aandoening sinds vrijdag 22 maart 1985, ’s middags rond half één, het moment dat de onrust mijn leven overnam: paniekstoornis met agorafobie – al heette dat toen nog een neurotische depressie. Even voor het beeld: kort daarvoor trok ik nog met mijn rugzak in m’n eentje door de binnenlanden van Portugal, zonder zelfs maar een vermoeden dat ik die aandoening zou ontwikkelen.

Geest in de fles

In mijn geval is die aanleg dus meer zoiets als een ‘geest in de fles’. Die geest zit er al vanaf het moment dat je verwekt wordt, maar je wordt pas ziek als ‘ie eruit komt. Als dat nooit gebeurt, heb je dus ook niet ‘een beetje’ een psychische aandoening (de woorden van Plomin) maar gewoon helemaal niet. Al ben je er nog zo gevoelig voor. En je kunt een psychische aandoening ook ontwikkelen als je er helemaal niet zo gevoelig voor bent. Overigens kun je die geest vaak heel goed temmen of zelfs weer terug in de fles krijgen. Luister maar naar de herstelverhalen van al die mooie, sterke mensen om je heen.

Iedereen

Hier had ik het natuurlijk bij kunnen laten. Maar het interview bleef door mijn hoofd spoken. De aanleiding voor het verhaal in de krant was het verschijnen van zijn boek Blueprint – How DNA makes us who we are. Dus dat boek ben ik gaan lezen. Ik vind dat iedereen dat zou moeten doen. Want Plomin heeft heel goed nieuws. En heel slecht nieuws. Van beide zou iedereen weet moeten hebben.

Puzzel

Dit is in grote lijnen het verhaal van Plomin. De gevoeligheid voor psychische aandoeningen is voor zeker 50% aangeboren. Dat wisten we al uit onderzoek binnen familieverbanden, maar het wordt inmiddels ook uit DNA-onderzoek steeds duidelijker. Sterker nog, de zoektocht naar welke genen verantwoordelijk zijn voor welke aandoeningen heeft de afgelopen jaren een grote vlucht genomen. Het is een ingewikkelde puzzel, omdat de gevoeligheid voor psychische aandoeningen niet afhankelijk is van één genetische factor. Zelfs niet van een paar. Zelfs niet van een paar honderd. Het gaat om tienduizenden genetische factoren. Welke dat allemaal zijn is nog lang niet ontrafeld. Laat staan hoe ze allemaal op elkaar inwerken. Maar de puzzel wordt wel gelegd. Dat gaat steeds sneller. Over een paar jaar kun je aan de hand van je DNA je erfelijke gevoeligheid voor aandoeningen als psychosegevoeligheid, depressie, bipolariteit of angststoornissen volledig voorspellen.

Opvoeding

Daar blijft het niet bij. Plomin stelt vervolgens op basis van onderzoek naar tweelingen die bij de geboorte van elkaar gescheiden zijn en van onderzoek naar adoptiekinderen, dat de andere helft van de kans op een psychische aandoening niet of nauwelijks bepaald wordt door je opvoedsituatie. ‘Parents matter,’ aldus Plomin, ‘but they don’t make a difference.’ Natuurlijk, als je getraumatiseerd uit je jeugd komt, door kindermishandeling, seksueel misbruik of andere heftige narigheid, dan kun je daar als volwassene behoorlijk last van hebben. Maar dat is een kleine minderheid. Bij de meeste mensen met een psychische aandoening is therapeutisch graven in je verleden niet erg zinvol, aldus Plomin.

Op maat

Genetische testen zullen volgens Plomin in de nabije toekomst beschikbaar komen voor minder dan € 100. Voor dat bedrag krijg je een volledige lijst met je aanleg voor allerlei aandoeningen. Ook psychische. Al die kennis over je genetische aanleg maakt behandeling meer op maat mogelijk. Dat is goed nieuws. Als je straks uit je DNA kunt aflezen welke medicatie, welke therapie of welke leefregels bij jou het meeste kans van slagen hebben, dan heeft dat enorme voordelen bij de behandeling van psychische aandoeningen. Nu is het vaak nog een gok wat werkt en wat niet. Deze nieuwe kennis opent zelfs de weg naar nieuwe behandelmethoden, die speciaal jouw probleem aanpakken, op een manier die past bij jouw gesteldheid, met een veel grotere kans van slagen.

Slecht nieuws

Er is ook slecht nieuws. Al die kennis over je genetische aanleg maakt screening op de gevoeligheid voor psychische aandoeningen mogelijk. Dus al bij voorbaat. Vanaf de geboorte – mogelijk zelfs al eerder. Dat lijkt mooi. Gewapend met zelfkennis kun je rekening houden met je gesteldheid, jezelf bepaalde leefregels opleggen (bijvoorbeeld niet blowen bij verhoogde psychosegevoeligheid) en zo problemen voorkomen. Aan die screening zit een keerzijde. Om te beginnen: is die zelfkennis wel zo heilzaam? Stel dat je als kind al de mededeling krijgt dat je grote kans hebt op het ontwikkelen van psychosegevoeligheid, een depressie of angststoornissen. Wat doet die kennis met je? Er rekening mee houden klinkt mooi, maar is vooral weggelegd voor mentaal stabiele volwassenen. Opgroeiende kinderen zijn per definitie niet stabiel. Durf je nog te leven, risico te nemen, uitdagingen aan te gaan?

Kloof

Maar ook: wat gebeurt er in de toekomst als je gaat solliciteren? Of als je een arbeidsongeschiktheidsverzekering wilt afsluiten? Of een hypotheek met een levensverzekering? Een persoonlijke lening? Wat gebeurt er als je iemand leert kennen met wie je mee verder wilt in je leven, met wie je kinderen wilt krijgen? Wat gebeurt er als je je aanmeldt bij een studie met beperkte plaatsing? Je kunt het zien aankomen: werkgevers, verzekeraars, banken, opleidingen, relatiebemiddelaars, ze kunnen gaan selecteren aan de poort. Is je genetische aanleg voor psychische narigheid groter dan gemiddeld? Dan betaal je meer premie. Of je wordt geweigerd. Je komt niet in het relatiebestand. Of je krijgt de bons. Ook als je prima functioneert, nergens last van hebt of als je goed met die last weet om te gaan.

Genetische screening

Als genetische screening straks een fluitje van een cent is, zou er juist een enorme kloof kunnen ontstaan tussen ‘wij en zij’. ‘Wij’ dat zijn de mensen met ‘schone’ genen, met weinig kans op problemen. Die mensen zijn overal welkom. ‘Zij’, dat zijn wij, mensen met een verhoogde aanleg voor psychische aandoeningen. Wij worden vooral als een risico gezien. Over stigmatisering gesproken.

En nu

Hoe gaan we om met deze keerzijde? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Maar we moeten er wel iets mee. Want één ding is zeker: die genetici onderzoeken, puzzelen en screenen gewoon verder, wat wij er ook van vinden of mee doen.

Meer weten?

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Nieuwe werkwijze arbeidsongevallen zorgt voor meer veiligheidsbewustzijn bij bedrijven

84 procent van de bedrijven waar een arbeidsongeval is gebeurd, voert alle maatregelen die in …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *