‘Ja, dat is misschien straks wel wat voor mij. Nu ben ik er nog te goed voor.’ Zo reageerden veel ouderen die deelnamen aan het promotieonderzoek van Sebastiaan Peek ‘Langer thuis, wat haal je in huis.’
Wat beweegt 70-plussers al dan niet om technologie in huis te halen en te gebruiken? Op die vraag zocht Sebastiaan Peek het antwoord. Want van technologie wordt veel verwacht. Gemeenten hopen dat het kan bijdragen aan het overkoepelende Wmo-doel dat mensen langer zelfstandig thuis blijven wonen.
Acceptatie van technologie door ouderen gaat niet altijd vanzelf. En niet alleen omdat er verschillen zijn tussen ouderen. Technologie en ouderen is een kwestie van maatwerk, stelt Sebastiaan Peek: ‘In onderzoeken worden ouderen te vaak op één hoop gegooid. Terwijl het ook bij ouderen veel
uitmaakt waar ze staan in hun leven, wie ze om zich heen hebben, hoe het met hen gaat en welke oplossingen ze tot hun beschikking hebben.’
Het onderzoek van Sebastiaan Peek, onderzoeker bij Fontys Paramedische Hogeschool (FPH) in Eindhoven, is uniek. Samen met Fontys-collega’s bezocht hij ouderen in hun eigen huis en interviewde hen daar. Peek stapte daadwerkelijk de huizen van ouderen binnen om te kijken naar wat er aanwezig was aan technologie en hoe vaak het gebruikt werd. Hij keek naar wat mensen doen in plaats van zeggen. Dat idee was afkomstig van Evelyn Wouters, lector bij het lectoraat Health Innovations & Technology (HIT) van FPH. Zij is deskundig op het gebied van technologie en zorg en vindt het belangrijk om uit te gaan van de leefwereld van ouderen.
Onderzoek thuis
Drie jaar lang volgden Peek en zijn collega-onderzoekers een groep ouderen in Helmond. Op een enkele uitzondering na zijn ze allemaal 70-plus en behoren ze tot de groep ouderen die in de vorige eeuw naar een verzorgingshuis zouden zijn gegaan. Peek bezocht in de drie jaar iedere oudere gemiddeld drie keer. Hij en zijn collega’s vroegen naar iemands leefsituatie, de gezondheid, naar belangrijke gebeurtenissen in hun
leven. Vervolgens vroegen ze welke technologie er in huis was, hoe vaak die gebruikt werd, en hoe en waarom de technologie in huis was gehaald. Vooral dat doorvragen leverde verrassende inzichten op. Vraag je mensen wat ze vinden van het fenomeen nieuwe technologie, dan antwoorden ze vaak: ‘Mooi dat dat er is! Daar kunnen mensen wat aan hebben.’ Vraag je vervolgens of ze dat zelf in huis willen hebben, dan luidt het antwoord ontkennend. ‘Dat is geschikt voor mensen die er slechter aan toe zijn dan ik. Wanneer ze het zelf eventueel zou gaan gebruiken? O, pas als het echt niet anders kan.’
Psychologie van ouderen
Wonen, onafhankelijkheid en technologie: vaak worden ze in één adem genoemd. Dat wil zeggen: door technici en beleidsmakers. Niet direct door ouderen zelf. Onafhankelijkheid heeft voor hen te maken met zelf dingen kunnen blijven doen, de vrijheid hebben om te doen wat je wilt en niet in het krijt staan bij anderen. Het heeft te maken met ervoor zorgen dat er sprake blijft van een wederkerigheid in de relatie, want ouderen geven liever dan dat ze nemen. En hun kinderen lastig vallen met vragen om hulp, dat tast hun onafhankelijkheid alleen maar aan. ‘Beleidsmakers richten zich te veel op het zelf dingen blijven doen en te weinig op vrijheid en
wederkerigheid,’ concludeert Peek. ‘Rekening houden met de opvatting van ouderen over onafhankelijkheid veel meer kan opleveren.’
Zeventig-plussers hebben een broertje dood aan termen als ‘kwetsbaar’, ‘angstig’ en ‘behoefte hebben aan,’ ontdekte Peek. ‘Ze hebben soms nog de oorlog meegemaakt, zijn in een andere tijd opgegroeid en beschouwen technologie al snel als luxe. Bovendien hebben ze vaak alternatieven voorhanden, waardoor ze geen gebruik hoeven maken van een computer. “Mijn dochter of schoonzoon kan het wel even opzoeken,” zeggen ze dan. En een smartphone is gemakkelijk omdat je kunt bellen als je in nood bent, maar als je een smartphone bezit, dan kunnen anderen je ook op elk moment bellen, en daar hebben veel ouderen geen behoefte aan.’
Dat wil niet zeggen dat ouderen de voordelen niet inzien van moderne technologie, zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, een hometrainer, een smartphone, of een computer. Want ondersteuning bij hun dagelijkse leven, hun gezondheid en de communicatie – de drie belangrijkste domeinen van hun leven – zijn belangrijk genoeg. Maar bij doorvragen blijkt elke keer weer dat er een afweging wordt gemaakt tussen behoeften en de (technologische en niet-technologische) middelen die voorhanden zijn om deze behoeften te bevredigen. En dan blijkt technologie slechts één van de mogelijke manieren te zijn.
Sociale omgeving
Cruciaal bij het al dan niet aanschaffen van nieuwe technologie zijn de mensen die een belangrijke rol spelen in het leven van de oudere: kinderen, schoonfamilie, kleinkinderen, familie en vrienden. Zij bepalen mede of een oudere overgaat tot de aanschaf van een nieuw apparaat. Als kleinzoon zijn oma laat weten dat hij graag met haar wil blijven spreken, maar niet meer zo vaak langs kan komen, en dat ze daarom toch echt Skype moet laten installeren en uitleggen, dan is oma snel geneigd dat te doen. En als een oudere haar kinderen gerust kan stellen door gebruik te maken van alarmering, dan zal dat een belangrijke reden zijn. Dit betekent ook dat
ouderen die over geen of slechts een beperkt sociaal netwerk beschikken veel meer moeite hebben om technologie in huis te krijgen en te gebruiken; de ‘warme mens’ is nodig om ‘koude technologie’ succesvol te laten zijn.
Ondernemers en technici
Als de invloed van familie en vrienden zo groot is bij de keuze van ouderen, wat rest er dan nog aan invloed van de omgeving? Wat kunnen gemeenten, zorginstellingen, ondernemers, technici bijdragen aan meer gebruik? Wat Sebastiaan Peek opviel, was dat de meeste ouderen nauwelijks wisten van het bestaan van nieuwe technologie. Pas in de gesprekken die hij hierover voerde, werden mensen aan het denken gezet.
‘Hun associatie is in eerste instantie: “Technologie is hulp en dat hebben mensen niet nodig,” zegt Peek. ‘Dat komt vooral door het halsalarm en de scootmobiel. Als je die nodig hebt, ben je echt oud en afhankelijk, en dat moment stellen mensen het liefst zo lang mogelijk uit. Hebben ze éénmaal
voor zichzelf geaccepteerd dat ze afhankelijk zijn, dan is de stap naar een tweede of derde apparaat sneller gemaakt. De associatie met veiligheid, comfort en communicatie kwamen we nauwelijks tegen. Een mooi voorbeeld is de elektrische fiets. Met wat trapondersteuning kunnen ouderen nog lang mobiel blijven, erop uit gaan, zelfstandig boodschappen blijven doen. Als hun kinderen, vrienden en mensen uit de buurt er regelmatig op wijzen én er een ondernemer in de buurt is die fietsen verkoopt, dan is het snel beslist.’
Aangepast zorgonderwijs
Ook de thuiszorg kan een rol spelen, maar dat betekent wel dat de verzorgenden op de hoogte moeten zijn van het bestaat van technologische hulpmiddelen. En dat is nog niet het geval, constateert Peek. ‘Eigenlijk heb je mensen nodig die op de hoogte zijn van én de thuissituatie van ouderen én van de bestaande techniek. Technici kennen de thuissituatie niet en verzorgenden kennen de techniek niet. Dus daar is veel te winnen. Daarom hebben we lesmateriaal ontwikkeld dat gratis gebruikt kan worden. Een mooi voorbeeld is onze gespreksleidraad die wordt aangeboden aan studenten MBO elektrotechniek. Zo leren zij veel leren over de leefwereld van ouderen en hoe met hen het gesprek over technologie aan te gaan.’ Volgens Peek is het de uitdaging om maatwerk te leveren op grote schaal. Maatwerk omdat het belangrijk is goed te bepalen welke technologie past bij een bepaalde oudere. En op grote schaal om het voor ondernemers mogelijk te maken redelijk goedkoop te produceren. En de uitdaging voor
gemeenten? Zij kunnen nagaan wat voor ouderen er wonen binnen hun gemeente, waarin zij van elkaar verschillen en wat hun overeenkomsten zijn, en wat dit betekent voor het faciliteren van langer zelfstandig wonen.
José van Berkum is communicatiewetenschapper en gespecialiseerd
in ouderencommunicatie (www.vbcom.nl). Sebastiaan Peek is als
onderzoeker verbonden aan Fontys Paramedische Hogeschool (www.fontys.nl/langerthuis) en aan de Universiteit van Tilburg (Tranzo).
Opleiding Beleidsadviseur sociaal domein 3.0
Het werkveld in het sociaal domein is volop in beweging. Met de 5-daagse opleiding leer je o.a. het ontwikkelen van doelmatige plannen, Regie voeren op beleidsontwikkelingen en signaleren van relevante ontwikkelingen. Zet jij de stap van Beleidsadviseur naar Beleidsregisseur?
Bezoek de website