In gesprek met Femke Verwest, onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving en docent op de opleiding beleidsmedewerker Volkshuisvesting.
De openingsvraag is snel gesteld: krimp, is dat nu een zegen of een ramp?
Geen van beide veronderstellingen is waar! Wanneer “krimp als ramp” wordt neergezet, dan is meestal een vergelijking met het buitenland getrokken. Dan doemen de beelden van dichtgetimmerde gebouwen en verloedering van Leipzig, Liverpool of Detroit op. Maar die voorbeelden zijn niet te vergelijken met Nederland. Mijn stelling is dat je deze extreme vormen in Nederland niet zult zien: nu niet en ook in de toekomst niet. Aan de andere kant betekent het ook niet dat er in Nederland geen problemen te verwachten zijn. Het beeld van “hoera, we gaan krimpen, dus alle problemen als files, milieu-problematiek worden opgelost” klopt ook niet. Demografische factoren beïnvloeden de file-problematiek en de milieuproblematiek maar zeer ter dele. Files zijn het gevolg van gestegen welvaart en toenemende mobiliteit van mensen. Milieu-problematiek hangt samen met welvaartstijging, veranderingen in het consumptiegedrag en technologische ontwikkelingen. Bovendien neemt de bevolking wel af, maar daar staat tegenover dat het aantal huishoudens juist toeneemt. Dat gegeven heeft veel meer invloed op het milieu dan de afname van de bevolking.
Waarom is Nederland dan niet te vergelijken met ons omringende landen zoals Duitsland?
Als we de krimp van Nederland vergelijken met de situatie in Duitsland bijvoorbeeld Leipzig (voormalig Oost-Duitsland), valt een aantal verschillen op. In de eerste plaats is de omvang van de bevolkingsomvang in Leipzig onvergelijkbaar met Nederland. Daar is in sommige wijken sprake van een bevolkingsafname van maar liefst 30 procent. Bovendien zijn de oorzaken van demografische krimp daar anders. Zo is de politieke en economische situatie onvergelijkbaar: de val van de Muur is bijvoorbeeld een belangrijke factor. De economische verschillen tussen het voormalige Oost- en West-Duitsland waren zo groot, dat de bevolking massaal naar economisch welvarender regio’s verhuisde. Het beeld in Nederland is anders: hier is op sommige plekken een bevolkingsafname van maximaal 20 procent voorspeld. Ander belangrijk verschil is dat er in Nederland geen grote binnenlandse migratie te verwachten is, zoals in Duitsland gebeurde. In Nederland blijven mensen gewoon in hun eigen omgeving wonen, ook als ze van werkkring veranderen.
Hoeveel invloed hebben demografische factoren dan?
Het effect van demografische ontwikkelingen verschilt per sector. Op het gebied van mobiliteit en milieu is het effect vrij gering. Dit betekent niet dat demografische factoren geen rol spelen in de ruimtelijke ordening. Op het gebied van wonen is het effect van demografische ontwikkelingen namelijk wel aanwezig. Wat de effecten van een bevolkingsafname zullen zijn is per gebied verschillend en hangt mede af van de huishoudensontwikkeling. Een afname van het aantal huishoudens kan tot meer keuzevrijheid, lagere woonprijzen, leegstand en verslechtering van de leefomgeving leiden. De negatieve effecten van bevolkingsdaling zoals leegstand en verloedering zullen vooral in een ontspannen woningmarkt optreden en dan met name in de minst geliefde woonwijken. In sommige delen van Heerlen en Kerkrade zien we dit soort problemen al voorkomen. Daar staat de gemeente voor een moeilijke opgave: herstructureren, terwijl tegelijkertijd het aantal huishoudens daalt.
Het dorp Wognum heeft de laatste tijd de kranten gehaald. Wat is daar aan de hand?
Uit de regionale bevolkingsprognose (PEARL) komt naar voren dat Wognum de komende twintig jaar te maken zal krijgen met een relatief sterke afname van het aantal huishoudens. Dat is dus echt wel iets om rekening mee te houden. Een gemeente moet zich namelijk gaan afvragen, hoe ze met een dergelijke demografische krimp om wil gaan. In de praktijk zie je dat gemeenten op verschillende manieren op demografische krimp reageren. In eerste instantie ongeloof en ontkenning, daarna gaan ze demografische krimp bestrijden en tot slot volgt er acceptatie. In Limburg is die omslag richting het accepteren van demografische krimp al gemaakt. In Zeeland nog niet. Daar ging men aan de slag met ambitieuze bouwprogramma’s onder het motto ‘aanbod schept de vraag’. Op die manier probeert men de demografische krimp te bestrijden. Het gevaar hiervan is dat er concurrentie tussen gemeenten ontstond om elkaars inwoners. In Wognum geeft de terugtredende burgemeester toe dat men vaak bezig is met de waan van de dag en geen tijd te hebben voor de bedreigingen op de lange termijn. Dit is iets dat je vaak bij gemeenten ziet.
Hoe reageert een ‘slimme’ gemeente dan?
Wat je ziet is dat veel gemeenten in reactie op demografische krimp zich op dezelfde doelgroepen richten en dezelfde strategieën hanteren. Zo proberen alle gemeenten senioren en randstedelingen naar zich toe te lokken en zetten ze allemaal in op het realiseren van aantrekkelijke woonmilieus, (senioren) toerisme, duurzame energie, etc. Dit is volgens mij niet de manier. In Zuid-Limburg doen ze dat handiger. Daar werken zeven gemeenten in Parkstad Limburg samen. Zo hebben ze gezamenlijk in kaart gebracht hoe groot de woningbehoefte is. Op basis daarvan is het aantal te bouwen woningen teruggebracht van de geplande 10.000 naar 2000. Deze regionale afstemming van woningbouw is erg verstandig. Verder is het aan te raden in een situatie van krimp voorzichtig om te gaan met uitbreidingen. Dus niet heel veel woningen tegelijkertijd in de markt te zetten, maar een paar en te kijken hoe de markt daarop reageert.
Hoe zit het met de economische mogelijkheden van een gemeente die met krimp te maken krijgt?
Teruglopende inkomsten, minder voorzieningen, daardoor minder woonsatisfactie, waardoor de burgers met kansen wegtrekken, met minder inkomsten tot gevolg. Een vicieuze cirkel? Dergelijke voorbeelden zijn ook vooral afkomstig uit het buitenland. Daar zijn de gemeenten voor een groot deel van hun inkomsten afhankelijk van lokale belastingen. Bij een bevolkingsafname nemen deze inkomsten af, waardoor de lokale belastingen stijgen met als gevolg dat nog meer mensen wegtrekken. Doordat in Nederland het grootste deel van de inkomsten afkomstig is uit het Gemeentefonds en niet uit de lokale belastingen zullen dit soort ontwikkelingen zich in Nederland niet voordoen. Bovendien is de uitkering uit het Gemeentefonds niet alleen gebaseerd op inwonersaantallen, maar ook op sociale samenstelling en de kosten die gemeenten maken. Verder was grondexploitatie lange tijd de melkkoe voor een gemeente. Dat is bij krimp niet meer zo. Een aantal gemeenten zullen daardoor voor een financiële uitdaging komen te staan. Herstructureren kost nu eenmaal geld, terwijl inkomsten uit de grondexploitatie onder druk staan. De gemeente Heerlen heeft een sloopfonds ingesteld. Heerlen maakt afspraken met projectontwikkelaars: daar moeten twee woningen gesloopt worden en mag er één nieuwe woning gebouwd worden. In Duitsland heeft men ook een aardige methodiek gevonden. Daar zijn de gemeenten gaan samenwerken met projectontwikkelaars, maar vooral met lokale banken. Deze banken hebben namelijk hypotheken uitstaan bij de burgers uit die wijken. Zo hebben banken een financieel belang bij het op peil houden van de wijk.
Heb je tot slot nog tips voor gemeenten, die met krimp te maken krijgen?
In de toekomst zullen steeds meer gemeenten in Nederland te maken krijgen met bevolkingsafname. Dat vergt een andere manier van kijken. Discussiëren over hoeveel ‘we’ dan gaan krimpen is minder interessant dan het feit dat gemeenten zich er op voorbereiden. Krimp is bovendien in Nederland niets nieuws: Rotterdam, Haarlem en Hilversum hebben de afgelopen decennia al te maken gehad met krimp. Hoewel iedere stad zijn eigen context heeft, valt er wel een aantal tips te geven. Allereerst niet blind zijn voor het feit dat er demografisch het een en ander gaat veranderen. Ten tweede: werk op regionaal niveau samen en programmeer voorzichtig bij woningbouw. Overleg met andere gemeenten. Kies dus niet voor standaardoplossingen, maar probeer echt rekening te houden met je eigen situatie. In Zeeuws-Vlaanderen zetten de gemeenten bijvoorbeeld in op verschillende niches. Cadzand richt zich op toeristen en legt de nadruk op haar functie als familiebadplaats, terwijl Breskens zich op de visserij richt. Ten derde: realiseer je dat krimp nogal contextgevoelig is. Met andere woorden, houd goed in de gaten hoe sociale en economische factoren in de eigen gemeente fluctueren.
Meer weten?
Op de opleiding beleidsmedewerker Volkshuisvesting leer je van Femke Verwest hoe uw gemeente kan anticiperen op krimp?