Uit het laatste internationale PISA onderzoek (2018) blijkt dat Nederlandse leerlingen met name moeite hebben met reflecteren en evalueren. Het opzoeken van informatie kunnen Nederlandse leerlingen beter dan leeftijdgenoten uit andere landen. Ook het letterlijk begrip lijkt in orde. In de recent verschenen ‘Staat van het Onderwijs’ (OCW, 2020) constateert de inspectie dat bijna een kwart van de 15-jarigen onvoldoende leesvaardig is, maar dat vrijwel alle leerlingen aan het einde van de basisschool het fundamentele leesniveau 1F beheersen (en 78% het streefniveau 2F). Het verschil tussen de leesvaardigheid van 15-jarigen en leerlingen eind groep 8 is opvallend en de inspectie adviseert hier nader onderzoek. Daarop vooruitlopend is een mogelijke verklaring dat in het basisonderwijs vooral ingezet wordt op letterlijk begrip en het opzoeken van informatie, maar onvoldoende op reflecteren en evalueren. De opdracht lijkt dan ook om vooral meer in te zetten op vaardigheden die leerlingen aanzet tot het nadenken over de inhoud van een tekst. Maar hoe doe je dat? In de opleiding tot taalcoördinator PO laten we zien hoe leerlingen hierbij geholpen kunnen worden. Vier uitgangspunten in een notendop:
Geen les
‘Begrijpend lezen’ is geen les. Natuurlijk is het belangrijk om leerlingen te onderwijzen in tekstkenmerken, hoe teksten zijn opgebouwd (tekststructuur) en hoe ze om moeten gaan met opdrachten (toetsen), maar ‘nadenken over de inhoud’ is geen ‘EDI-les’. Om leerlingen aan te zetten tot reflecteren en evalueren, heeft de leerling een eigen – intrinsieke – vraag nodig; Waarom ga ik deze tekst lezen? Het antwoord is dus niet: omdat het moet van de leerkracht, of omdat de opdrachte n gemaakt moeten worden…
Uitgangspunt 1: Maak leerlingen nieuwsgierig naar de inhoud. Wat zouden zij willen weten over het onderwerp? Gebruik een afbeelding, voorwerp, anekdote, of filmpje waardoor bij leerlingen vragen worden opgeroepen. Dat is iets anders dan de opdracht: ‘Bedenk vragen bij de tekst..’
Echte teksten
Een belangrijk kerndoel is dat leerlingen aan het einde van de basisschool de verschillende soorten teksten en genres (her)kennen en ermee kunnen werken. Om dit doel te bereiken zal een school naast informatieve teksten, ook andere soorten teksten en genres aan moeten bieden, zoals gedichten, recepten, handleidingen, sprookjes, etc.. Vaak zijn de teksten die gebruikt worden echter geredigeerd voor ‘begrijpend lezen’ en dus niet authentiek.
Uitgangspunt 2: Gebruik (ook) echte teksten. Een echte tekst is geschreven door een schrijver met een reden. De hamvraag is dan: Wie heeft deze tekst geschreven en waarom? Echte teksten vinden we overal om ons heen; op een poster aan de muur, in de krant, in de supermarkt, in de boekenkast op school, en op het internet. Gebruik bijvoorbeeld eens een blog of de reacties op een vlog.
In gesprek met de tekst
Vinden leerlingen het onderwerp interessant, dan gaan ze graag in gesprek. Leerlingen vertellen honderduit over wat ze weten of zelf hebben meegemaakt, maar gebruiken ze ook de tekst? Belangrijk is dat leerlingen leren om de tekst te gebruiken bij hun redenering. Dat betekent dat in het gesprek over de inhoud de leerkracht (op verschillende manieren) doorvraagt op antwoorden van leerlingen. Een voorbeeld bij een spannend verhaal.:
“….Hij hapte naar adem. Het water bleef stijgen. De ruimte was nu bijna volledig gevuld. Hij zoog zijn longen vol lucht en dook onder water. Nog één keer kon hij proberen om de deur te openen…”
LKR: Wat vond je van het verhaal?
LLN: ‘Spannend’
LKR: ‘Wat vond je spannend?’
LLN: ‘Dat hij bijna dood ging, maar toch gered werd’
LKR: Waardoor was dat zo spannend? OF Hoe weet je dat hij bijna dood ging?
LKR: Kun je dat stukje nog eens voorlezen? (leest voor)
LKR.: Wat doet de schrijver om het spannend te maken?
Uitgangspunt 3: Vraag door op antwoorden en breng leerlingen terug naar de tekst: ‘Wat staat er in de tekst?’
Combineer lezen en schrijven
Alles wat gelezen kan worden is door iemand geschreven. Lezen en schrijven horen bij elkaar. Reflecteren op de inhoud, betekent dat je je eigen gedachten moet ordenen. Dat kan in een gesprek, maar gebeurt vooral als je moet opschrijven wat je vindt of denkt. Naar aanleiding van bovenstaande voorbeeldgesprek kunnen leerlingen zelf experimenteren met het spannend maken van een tekst. Welke woorden gebruik je? Wat vertel je al wel en wat nog niet? Hoe houd je de lezer aan het lijntje?
Uitgangspunt 4: Gebruik schrijfopdrachten om de gelezen tekst mee te verwerken. Laat leerlingen zelf een handleiding, spannend verhaal, betoog of reclametekst schrijven. Bedenk wel: nadenken en schrijven kost tijd.
In de opleiding tot taalcoördinator gaan we dieper in op o.a. bovenstaande uitgangspunten. We laten zien hoe leerlingen gemotiveerd kunnen worden om echte teksten te lezen, en hoe leerlingen gestimuleerd kunnen worden om hogere orde denkvaardigheden in te zetten.
Geschreven door Harald Weessies, neerlandicus en gespecialiseerd in taalvaardigheidsontwikkeling in het onderwijs. Hij is werkzaam als onderwijsadviseur en taalspecialist voor het PO. Harald is tevens hoofddocent van de opleiding Taalcoördinator PO.
Opleiding Taalcoördinator PO
- Speciaal voor leerkrachten, interne begeleiders en taalcoördinatoren.
- Zeer praktijkgericht insteek waaronder het maken van een verbeterplan.
- Keuze uit een 5-daagse opleiding of een 8-daagse jaaropleiding
Til het taalonderwijs van jouw leerlingen en school naar een hoger niveau!