Op elke basisschool is ongeveer 10 procent van de leerlingen meer-begaafd, waarvan 25 procent hoogbegaafd. Toch is er vaak te weinig expertise en tijd om deze leerlingen goed te ondersteunen. Een vaak geziene oplossing is het opzetten van een plusklasje, waarbij alle (hoog)begaafde kinderen bij elkaar worden gezet. Het idee om ontwikkelingsgelijken bij elkaar te plaatsen om Passend Onderwijs vorm te geven is gebaseerd op een mythe van homogeniteit. De verschillen tussen (hoog)begaafde leerlingen zijn vaak groter dan bij andere leerlingen. Is een plusklasje dan wel zo’n goed idee?
Passend Onderwijs gaat over alle leerlingen met een ondersteunings- of ontwikkelvraag: “Dat zijn niet alleen leerlingen met een beperking of een leerprobleem, maar ook leerlingen met een ondersteuningsvraag die voorkomt uit hun (hoog)begaafdheid”, zo stelt minister Slob van Onderwijs. De subsidie die op 1 januari 2019 voor deze leerlingen werd ingevoerd kreeg veel respons, bleek vorige week uit de dertiende voortgangsrapportage Passend Onderwijs. Het is een eerste stap in beter onderwijs voor (hoog)begaafden, maar de beoordeling van de subsidieaanvragen, oprichting van een kenniscentrum en het monitor- en effectenonderzoek naar de resultaten, laat nog even op zich wachten. Hoe ga je meteen in de praktijk aan de slag?
Er komt veel kijken bij het klassenmanagement van een klas met cognitief talentvolle leerlingen. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om rekening te houden met de 7 uitdagingen van lesgeven aan (hoog)begaafde leerlingen en de ontwikkeling van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, een van de kernproblemen bij (hoog)begaafde leerlingen. Hierdoor is een logische oplossing vaak om deze leerlingen in een aparte klas aan de slag te zetten met extra materiaal. Dit is echter niet altijd nodig, het is belangrijk om te kijken naar de behoefte van elk kind apart om te bepalen of het onderwijs ook in de reguliere klas aangeboden kan worden.
Om op een eenvoudige manier zicht te krijgen op een passende differentiatie voor (hoog)begaafde kinderen kan gekeken worden naar het tempo van de weektaken:
De gemiddelde leerling zien we in de vierde groep; zij kunnen mee in het standaard tempo van de klas. In de hogere groepen is er steeds meer tijd over. In eerste instantie wordt dan verdieping aangeboden, waarbij er dieper ingegaan wordt op de bestaande stof. Als het verwerkingstempo snel blijft, kan de stof compacter gemaakt worden. Doordat niet meer alle opdrachten gemaakt hoeven te worden, zijn deze leerlingen veel eerder in de week klaar. Het is dan onvoldoende om alleen verdieping aan te bieden, waardoor verbreding een rol gaat spelen. In principe kan verdieping in de klas worden aangeboden, terwijl bij verbreding centrale begeleiding passend kan zijn. Het tempo van een leerling kan sterk verschillen naargelang het vak, hier moet dus ook rekening mee gehouden worden. Kortom, een plusklasje is zeker een van de mogelijkheden om het onderwijs passend te maken voor (hoog)begaafde kinderen. Hierbij is het wel van belang dat het om een weloverwogen beslissing gaat, en niet een snelle oplossing voor het ingewikkelde klassenmanagement.
Wil je meer leren over hoe je klassenmanagement voor de (hoog)begaafde leerling effectief vormgeeft? Hoe je het talentbeleid op jouw school inricht? De opleiding Talentbeleider BO gaat op praktische manier aan de slag om jouw dé expert te maken op het gebied van de cognitief talentvolle leerlingen.