Integrale aanpak risicojeugd, domein overstijgend samenwerken

Door Mark Rouw, manager Jeugd bij Partners+Pröpper en docent op de opleiding ketenregisseur risicojeugd en Frank van Summeren, congres- en opleidingsmanager Jeugd en Veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid en organisator van de landelijke studiedagen Jeugdbeleid & Jeugdcriminaliteit.

Risicojongeren zijn gebaat bij een integrale aanpak waarin zorg, onderwijs en justitiepartners samenwerken. We zien dat organisaties in toenemende mate de samenwerking binnen de domeinen zoals jeugd, onderwijs en veiligheid weten te realiseren. Voorbeelden zijn het Centrum voor Jeugd en Gezin, Zorg- en Adviesteams en het Veiligheidshuis. De samenwerking tussen de domeinen komt nog onvoldoende tot stand. Hier vormt zich de nieuwe opgave.

Risicojongeren zijn jongeren van 12 tot en met 23 jaar die overlastgevend zijn, crimineel gedrag vertonen en/of zich in een zorgwekkende situatie bevinden met problemen op verschillende leefgebieden, zoals onderdak, geld en schulden, school, werk, gezin en familie, vrije tijd en vrienden.[1] De aanpak van risicojongeren staat al enige jaren hoog op de politieke agenda. Dat blijkt ondermeer uit diverse kabinetsmaatregelen, zoals de oprichting van het Veiligheidshuis. In het Veiligheidshuis werken gemeenten, justitiepartners, woningcorporaties en zorg- en welzijnsinstellingen aan een integrale persoonsgerichte aanpak van de (meervoudige) problematiek van de jongere. De integrale persoonsgerichte aanpak heeft meer oog voor de jongere zelf en de achterliggende oorzaken van het afwijkende gedrag.[2]

Het Veiligheidshuis is het antwoord op de vraag naar meer en gecoördineerde samenwerking binnen het veiligheidsdomein. Naast het Veiligheidshuis zijn ook in andere domeinen samenwerkingsverbanden opgericht zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin en de Zorg- en adviesteams in het onderwijs. Binnen deze samenwerkingsverbanden werken professionals van verschillende organisaties samen en coördineren de hulpverlening rondom risicojongeren en hun omgeving. In elk afzonderlijk samenwerkingsverband staat het uitgangspunt 1 gezin 1 plan vaak centraal.

Samenwerking tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin, het Veiligheidshuis en de Zorg- en adviesteams is noodzakelijk om daadwerkelijk per gezin met één plan te werken.[3] Tegelijkertijd weten we dat risicojongeren gebaat zijn bij een integrale aanpak waarin het Zorg- en adviesteam , het Veiligheidshuis  en het Centrum voor Jeugd en Gezin samenwerken. Desondanks komt deze samenwerking in de praktijk nog onvoldoende tot stand. We zien een aantal oorzaken.

Er ontbreekt zicht op de feitelijke situatie. Veel problemen van jongeren en gezinnen blijven verscholen achter de voordeur. Het is voor betrokken organisaties vaak niet duidelijk wat er speelt in een wijk of in een gezin. Dit maakt het niet mogelijk adequaat op problemen van/met jongeren in te spelen.[4]

Organisaties werken nog steeds te veel vanuit eigen doelen en belangen. Bij de aanpak van risicojongeren zijn veel organisaties betrokken. De organisaties stemmen de hulpverlening nog onvoldoende op elkaar af.[5] Tegelijkertijd is er onvoldoende zicht op de meerwaarde van betrokken organisaties voor de aanpak van de risicojongere en ontbreekt het aan een constructieve werkwijze voor het overbruggen van belangenverschillen. [6]

Integraal als toverwoord. Iedereen wil integraal werken maar tegelijkertijd is het voor betrokkenen onduidelijk hoe je integraal werkt. Vaak wordt niet de inhoud, maar de structuur van de netwerkorganisatie centraal gesteld.[7] Ter ver doorslaan in integraal werken leidt tot verdichting en een toename van overleggen. Dit gaat ten koste van een slagvaardige uitvoering.

Met de transitie van de jeugdzorg doet zich een verschuiving voor van het recht op jeugdzorg naar de plicht tot opvoeden.[8] Deze ontwikkeling stelt ook eisen aan de organisaties die ondersteuning bieden aan risicojongeren. Het kabinet wil dat de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding bij de ouders ligt. Dat betekent dat organisaties voortaan het gezin en hun netwerk moeten betrekken bij de aanpak van de risicojongere. Dat vergt samenwerking tussen betrokken organisaties waarin het gezin centraal staat. In de praktijk komt dat nog niet goed van de grond. Het gezin wordt vaak onvoldoende betrokken bij de aanpak van een risicojongere.[9]

 

Twee praktijkvoorbeelden

Ondanks de geconstateerde knelpunten zien we in de praktijk goede voorbeelden van samenwerking tussen het ZAT, het Veiligheidshuis en het CJG. We lichten er twee uit.

 

Breda: integratie van het Veiligheidshuis met de backoffice van het CJG

Het Veiligheidshuis Breda heeft twee overlegvormen gericht op jeugdigen. Het preventief casusoverleg jongeren richt zich op jeugdigen die nog geen misdaad hebben gepleegd, maar waarover wel zorgen bestaan van bijvoorbeeld GGZ, de school en/ of verslavingszorg. Het harde kern jongerenoverleg richt zich op jongeren die al wel een (of meerdere) wetsovertreding(en) hebben begaan.[10]

Het CJG is, naast verantwoordelijk voor de informatie- en adviesvoorziening en aanbieder van licht pedagogische hulpverlening (frontoffice) ook verantwoordelijk voor de coördinatie van zorg (backoffice). De jongeren en hun gezinnen die door de partners van het Veiligheidshuis worden geholpen, met name de groep die besproken wordt in het preventief casusoverleg, zijn ook een belangrijke doelgroep van het CJG. Bij beide samenwerkingsverbanden zijn ook deels dezelfde partners betrokken. Daarom is er in Breda voor gekozen om het CJG en het Veiligheidshuis zoveel mogelijk te integreren. Achterliggend idee is dat zo wordt voorkomen dat risicojongeren (en hun gezin) in meerdere overleggen worden besproken en overlap ontstaat. Uitgangspunt is kortom één gezin, één plan.[11]

Omdat het Veiligheidshuis in Breda al goed functioneert, is besloten het CJG en het ZAT zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de samenwerkingsafspraken en overlegstructuren die er vanuit het Veiligheidshuis al waren in het kader van signalering en preventie. Dit gebeurt in de praktijk door de backoffice van het CJG volledig te integreren in het Veiligheidshuis. De backoffice van het CJG is gevestigd in het Veiligheidshuis, waar de frontoffices van het CJG op verschillende laagdrempelige locaties van de stad zijn gesitueerd.[12] Samenwerking met het onderwijs (ZAT’s, Schoolmaatschappelijk Werk en Jeugdgezondheidszorg) vindt plaats langs de frontoffice van het CJG waar ook de verbinding is gelegd met consultatiebureaus en buurtnetwerken.[13]

 

Succesfactor: samenwerking daar waar noodzakelijk

Vrijwillige en gedwongen begeleiding worden zo veel mogelijk gescheiden georganiseerd, vanwege het laagdrempelige karakter van vrijwillige begeleiding. Bij de vormgeving en labeling van het CJG moet een associatie met ‘problemen’ worden voorkomen. Dit kan door de frontoffice van het CJG te scheiden van de backoffice en alleen de samenwerking te zoeken waar het moet: de samenwerking concentreert zich rond de hulpverlening van de jongere en zijn omgeving. De frontoffice van het CJG behoudt haar laagdrempelige imago, doordat zij los van het Veiligheidshuis en de ZAT’s op een aantal locaties in de stad is gevestigd. De jeugdige en de ouders hebben één aanspreekpunt. ‘Bij welke fysieke of virtuele voordeur een ouder of jeugdige zich ook meldt, je bent altijd aan het goede adres’.[14]

 

Lelystad: Veilig Centrum Jeugd en Gezin

In december 2008 is in Lelystad het Veilig Centrum Jeugd en Gezin gestart. Het Veilig Centrum Jeugd en Gezin maakt onderdeel uit van het Centrum Jeugd en Gezin Lelystad en vormt een verbinding tussen het Veiligheidshuis, het CJG, en de ZAT’s binnen onderwijs.

In het Veilig Centrum Jeugd en Gezin vindt afstemming plaats met de diverse justitiële ketenpartners over zorg- en risicojongeren en hun omgeving. Betrokken partners zijn OM, Bureau Jeugdzorg, William Schrikker Groep, Jeugdpolitie, Bureau HALT en de leerplichtambtenaar. De voorzitter van het ZAT is tevens procescoördinator van het Centrum Jeugd en Gezin. Het OM verzorgt op haar beurt de afstemming richting het Veiligheidshuis.[15] Het doel van het overleg is een effectieve en efficiënte aansluiting realiseren tussen de deelnemende organisaties met als uitgangspunt 1 kind, 1 gezin 1 plan van aanpak.[16]

In het overleg worden jongeren ingebracht waarvan een procesverbaal is opgemaakt. Vervolgens wordt bekeken of betrokken partnerorganisaties reeds contact hebben gehad met de jongere en/of informatie hebben over de jongere en zijn/haar omgeving. Wanneer naar aanleiding van de ingebrachte informatie het vermoeden bestaat van multi-problematiek die vraagt om de inzet van meerdere partijen, wordt ingezet op een integrale aanpak. Het Veilig Centrum Jeugd en Gezin neemt hierbij de coördinatie van de zorg op zich. [17]

 

Succesfactor: afbakening deelnemende partners

Informatiedeling vindt zo veel als mogelijk gebundeld plaats. Dat wil zeggen dat een beperkt aantal partners daadwerkelijk aanschuift aan het overleg. Zij zijn op hun beurt verantwoordelijk voor de verspreiding van de informatie aan de achterban. De voorzitter van het ZAT is tevens procescoördinator van het Centrum Jeugd en Gezin en verzorgt de informatiedeling met de betrokken partners van het ZAT en het CJG. Het OM verzorgt op haar beurt de afstemming richting het Veiligheidshuis.

 

Vijf lessen om effectieve samenwerking te realiseren

Voor een effectieve aanpak van problemen van jeugdigen is samenwerking tussen het CJG, de ZAT’s en het Veiligheidshuis noodzakelijk. De twee praktijkvoorbeelden laten zien dat er niet één `best practice’ bestaat om de samenwerking tot stand te brengen. Wat werkt is afhankelijk van de lokale situatie. In Breda is ervoor gekozen om de backoffice van het CJG en het Veiligheidshuis te integreren terwijl er in Lelystad voor is gekozen om een verbindingsoverleg (het Veilig Centrum Jeugd en Gezin) op te starten.

Uit gesprekken met professionals en diverse bijeenkomsten rondom dit thema[18] blijkt dat er nog niet altijd domein overstijgend wordt samengewerkt door betrokken organisaties. Veel gehoorde knelpunten zijn het ontbreken van zicht op de feitelijke situatie, organisaties die (blijven) werken vanuit eigen doelen en belangen en gebrek aan constructieve werkwijze voor het overbruggen van belangenverschillen.[19]

In bijeenkomsten met professionals zijn we op zoek gegaan naar voorwaarden voor effectieve samenwerking. Wat maakt de kans op succes groter en wanneer moeten we op onze hoede zijn voor een mislukking van deze aanpak?

1       Vertrek vanuit de bestaande situatie.

Creëer inzicht in de bestaande situatie door de overleggen en deelnemende organisaties rondom risicojongeren in beeld te brengen. Sluit vervolgens aan op de goed functionerende overleggen. Denk groot, maar begin klein. Door op kleine schaal de aanpak succesvol te maken, kan het succes zich verspreiden.

2       Maak (per casus) duidelijk wat de opgave is en daaraan gerelateerd het doel van de samenwerking.

Voor een effectieve aanpak is zicht nodig op de problematische situatie waarin de jongere zich bevindt. Belangrijke vragen zijn: wat zijn de problemen? Hoe kunnen de problemen worden opgelost en welke organisaties zijn daarbij nodig? Wat is de rol van de jongere en het gezin? Wat is de toegevoegde waarde van de samenwerking met andere partijen?

3       Organiseer inzicht in elkaars expertise.

Weet van elkaar welke expertise er in huis is en welke belangen je dient. Plaats het belang en de expertise in het licht van de geconstateerde problematiek en zoek naar een gemeenschappelijk belang. De expertise van een ander werkt versterkend op de aanpak van risicojongeren. Onderwijs heeft bijvoorbeeld als doel de leerprestaties van een jongere te optimaliseren. Dat kan alleen als er een thuissituatie aanwezig is die dit stimuleert. Het CJG kan in dat geval bijdragen aan een stabiele thuissituatie.

4             Stel met elkaar een passende werkvorm vast.

Om te komen tot een goede coördinatie van zorg moet voor de risicojongere en het gezin één plan worden opgesteld met doelstellingen op kind-, ouder- en gezinsniveau. Om dit te bereiken is een slimme en eenduidige samenwerkingsstructuur nodig, zodat wordt voorkomen dat de jongere en zijn omgeving in allerlei verschillende overleggen en netwerken worden besproken. Bij deze samenwerkingsstructuur hoort ook een gezamenlijk, efficiënt informatie- en registratiesysteem. Signalen van alle professionals die met de jongere en het gezin werken, komen op één plek bij elkaar zodat alle relevante informatie voor alle partners voorhanden is.[20]

Valkuil bij de samenwerking tussen verschillende samenwerkingsverbanden is dat de route naar de juiste aanpak bureaucratiseert, omdat er steeds meer partijen bij betrokken raken en met elkaar in overleg (moeten) treden. Om dit te voorkomen is het van belang tot een duidelijke afbakening van taken te komen. Het Veiligheidshuis, CJG en het ZAT hebben ieder een eigen focus en aanpak. Alleen waar de doelgroep overlapt, is afstemming gewenst. Efficiënt samenwerken betekent soms dus ook afspreken dat je niet samenwerkt.[21]

5       Verschaf duidelijkheid over de coördinatie van zorg.

De coördinatie van de hulpverlening is neergelegd bij één professional (de coördinator van de zorg). De betreffende professional legt de verbinding tussen de verschillende organisaties en is tevens het aanspreekpunt richting de jongere en het gezin over het gehele hulpverleningstraject. De coördinator van de zorg informeert de jongere over het hulpverleningstraject, de gemaakte afspraken en legt uit aan de jongere wat hij/zij kan verwachten van de verschillende betrokken organisaties en hun professionals. [22] De doorzettingsmacht is georganiseerd en ligt bij de coördinator van de zorg. Indien de situatie daarom vraagt, bestaat voor de coördinator de mogelijkheid om kennis en expertise in te winnen bij experts van specialistische instellingen.

 

Meer weten?

Op de opleiding ketenregisseur risicojeugd leert u van o.a. Mark Rouw, manager Jeugd bij Partners+Pröpper hoe u komt tot een integrale aanpak van risicojongeren.

Op de landelijke studiedagen Jeugdbeleid en Jeugdcriminaliteit op 30 en 31 januari 2013 hoort u van experts en vakgenoten hoe u crimineel afwijkend gedrag onder jongeren kunt aanpakken en waar mogelijk kunt voorkomen.

 

Mark Rouw is werkzaam als manager Jeugd bij onderzoeks- en adviesbureau Partners+Pröpper en is betrokken bij de opzet, uitvoering en evaluatie van de Centra voor Jeugd en Gezin.

Frank van Summeren is werkzaam als congres- en opleidingsmanager Jeugd en Veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid en is organisator van de landelijke studiedagen Jeugdbeleid & Jeugdcriminaliteit.


[1] R. Bogman & F.A.A. van Summeren, Achter de Voordeur bij de G31, een inventarisatie van praktijkvoorbeelden van projecten gericht op de één gezin één plan aanpak van multi-probleemgezinnen door Partners+Pröpper, 2010.

[2]  F.A.A. van Summeren, het Veiligheidshuis, samenwerken aan veiligheid: een onderzoek naar de netwerksamenwerking tussen de betrokken partnerorganisaties in een zestal veiligheidshuizen in de Provincie Limburg, 2009.

[3] Themamiddag ‘Ketens risicojeugd sluitend verbinden’ te ’s-Hertogenbosch 7 april 2011.

[4] R. Bogman & F.A.A. van Summeren, Achter de Voordeur bij de G31, een inventarisatie van praktijkvoorbeelden van projecten gericht op de één gezin één plan aanpak van multi-probleemgezinnen door Partners+Pröpper, 2010.

[5] P. de Mas, Oerwoud aan instanties draagt niet bij aan betere aanpak van Marokaanse risicojongeren, 2011.

[6] Themamiddag ‘Ketens risicojeugd sluitend verbinden’ te ’s-Hertogenbosch 7 april 2011.

[7] Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Jeugdketens sluitend verbinden. De samenwerking Zorg- en adviesteam, Centrum voor Jeugd en Gezin, Veiligheidshuis, 2010.

[8]  Nederlands Jeugdinstituut, Pijlers voor nieuw Jeugdbeleid, december 2010.

[9] Themamiddag ‘Ketens risicojeugd sluitend verbinden’ te ’s-Hertogenbosch 7 april 2011.

[10] D. van Loon & F.A.A. van Summeren, Wel of niet samen? De samenwerking tussen het Veiligheidshuis en het CJG in beeld, 2010.

[11] D. van Loon & F.A.A. van Summeren, Wel of niet samen? De samenwerking tussen het Veiligheidshuis en het CJG in beeld, 2010.

[12] D. van Loon & F.A.A. van Summeren, Wel of niet samen? De samenwerking tussen het Veiligheidshuis en het CJG in beeld, 2010.

[13] Gemeente Breda, Eigen kracht (her)vinden: plan van aanpak en routekaart Centrum voor Jeugd en Gezin

Breda, 2008

[14] Gemeente Breda, Eigen kracht (her)vinden: plan van aanpak en routekaart Centrum voor Jeugd en Gezin

Breda, 2008

[15] Integraal Toezicht Jeugdzaken, Recidive onder jongeren in Lelystad. ITJ onderzoek naar de ketensamenwerking rond de preventie en aanpak van recidive onder jongeren in Lelystad, 2009.

[16] Themamiddag ‘Ketens risicojeugd sluitend verbinden’ te ’s-Hertogenbosch 7 april 2011.

[17] Gemeente Lelystad, Evaluatie Veilig Centrum Jeugd en Gezin, 2010.

[18] Themamiddag ‘Ketens risicojeugd sluitend verbinden’ te ’s-Hertogenbosch 7 april 2011 & Themamiddag ‘De samenwerking tussen het Veiligheidshuis en het CJG’ te ’s-Hertogenbosch, 18 november 2010.

[19] Themamiddag ‘Ketens risicojeugd sluitend verbinden’ te ’s-Hertogenbosch 7 april 2011.

[20]  D. van Loon & F.A.A. van Summeren, Wel of niet samen? De samenwerking tussen het Veiligheidshuis en het     CJG in beeld, 2010.

[21] A. van Bergen, A. Poll & B. Venneman, Naar robuuste netwerken. Keten overstijgende samenwerking OGGZ/Huiselijk geweld/ Jeugd/ Veiligheid, 2010.

[22]    Nederlands Jeugdinstituut, Handreiking één gezin één plan: coördinatie van de zorg, 2010.

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Nieuw Wetboek van Strafvordering treedt 1 april 2029 in werking

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft samen met de partners in de strafrechtketen 1 …

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *