De rechtmatigheidscontrole voor de lokale overheid gaat ingaande 2017 veranderen. Sinds 2004 wordt jaarlijks door de accountant behalve een getrouwheidsonderzoek naar de jaarrekening ook een rechtmatigheidsonderzoek naar de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties uitgevoerd.
Accountants moeten nu bij de jaarrekening een accountantsverklaring over getrouwheid èn rechtmatigheid verstrekken. Vóór 2004 toetste de accountant van een gemeente of provincie ook op rechtmatigheid, maar dit was geen volkomen onderzoek. Geconstateerde onrechtmatigheden tijdens het onderzoek naar de jaarrekening legde de accountant ‘slechts’ vast in zijn rapport van bevindingen. De accountant verstrekte voorts op grond van een controleprotocol een accountantsverklaring over getrouwheid èn rechtmatigheid bij de verantwoording over een specifieke uitkering of een subsidie. Sinds 2004 wordt dus door de huisaccountant het onderzoek van de rechtmatigheid van het financieel beheer uitgevoerd, en op basis daarvan in de accountantsverklaring ook een oordeel over de rechtmatigheid gegeven.
Ingaande 2017 gaat echter het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) expliciet zelf een oordeel over de rechtmatigheid van het eigen financieel beheer in de jaarrekening formuleren. De accountant toetst vervolgens of deze bewering juist (getrouw) is. De rol van de accountant verandert dus van een zelfstandige inspecterende rol naar een zuivere controlerende rol.
Welke invloed heeft dit op de negen rechtmatigheidscriteria, zijnde: het begrotingscriterium, het voorwaardencriterium, het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium, het calculatiecriterium, het valuteringscriterium, het adresseringscriterium, het volledigheidscriterium, het aanvaardbaarheidscriterium en het leveringscriterium. Van deze negen criteria worden en blijven de laatste zes getoetst bij getrouwheidsonderzoek. De overige drie criteria zijn in het bijzonder van belang bij rechtmatigheidsonderzoek. Deze criteria behoren ingaande 2017 dus tot de verantwoording door het college van B&W over de rechtmatige totstandkoming van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties, namelijk:
- Het begrotingscriterium;
- Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium (M&O-criterium);
- Het voorwaardencriterium.
Het college zal voortaan bij de afwijkingen tussen de begroting na wijziging en de jaarrekening zelf moeten aangeven of en in welke mate deze afwijkingen onrechtmatig zijn geweest.
Het M&O-criterium
Ook wat betreft het M&O-criterium zal het college zich over de uitvoering van dit beleid moeten verantwoorden; welk misbruik en/of oneigenlijk gebruik is gesignaleerd en hoe is dit aangepakt. Nauw daaraan verwant is het naleven de voorwaarden. Bij welke bepalingen wordt de rechtmatigheid aangetast en welke bepalingen betreffen meer administratieve manco’s, die met een sanctie kunnen worden afgedaan zonder dat het onderliggende “recht” wordt aangetast. Voor het naleven van het voorwaardencriterium is voorts de zogenoemde “hardheidsclausule” relevant wanneer in specifieke situaties de geldende voorwaarden niet redelijk c.q. niet billijk blijken te zijn. De noodzaak tot het toepassen van de hardheidsclausule zal moeten worden geanalyseerd en toegelicht. Dit ook om in het kader van de rechtmatigheid te voldoen aan het algemene gelijkheidsbeginsel.
Ik verwacht dat via de verantwoording door het college van B&W zelf over de rechtmatigheid van hun eigen financieel beheer de lokale ambtelijke betrokkenheid toeneemt en dat er nog een kwaliteitsslag kan worden gemaakt. Er is immers in beginsel geen sprake meer van een aanvechtbare externe bevinding achteraf door de accountant, maar van een eigen voortdurende beoordeling en (tussentijdse) verantwoording over de rechtmatigheid. Eventuele knelpunten kunnen daardoor eerder worden gesignaleerd en aangepakt, bijvoorbeeld via aanpassing van de voor derden geldende voorwaarden.
Meer weten? Bekijk dan de website van het seminar jaarrekeningactualiteiten dat dit jaar op 17 & 24 november plaats vindt.