Henk Meurs, hoogleraar Mobiliteit aan de Radboud Universiteit Nijmegen, directeur MuConsult en docent op de opleiding beleidsmedewerker Verkeer en Vervoer.
Waarom geen auto?
De meeste Nederlanders zien het bezit van een auto als een maatschappelijk grondrecht. Desondanks hebben veel mensen geen auto. Omstandigheden, motieven en gedrag kunnen aanknopingspunten bieden voor beleid om selectief autobezit te bevorderen. Het meest is te bereiken door ‘bewust autolozen’ te stimuleren autoloos te blijven. Dit kan met een mix van maatregelen, zoals die gericht op de fiets, op fiscaal voordeel en op goedkoop ov.
Automobiliteit in het buitenland
Amerikaanse, Australische, Japanse en Duitse jongeren gebruiken veel minder de auto en richten zich meer op het ov en de fiets. Ook bij Nederlandse jongeren zijn trends in lagere automobiliteit waarneembaar over de periode 1995-2009 (Mobiliteitsbalans 2012), al zijn er ook verschillen met andere landen. In de Verenigde Staten halen jongvolwassenen bijvoorbeeld minder vaak hun rijbewijs, waarschijnlijk omdat het duurder geworden is om een rijbewijs te halen in een aantal staten, terwijl het rijbewijs- en autobezit onder jongvolwassenen in Nederland maar beperkt is veranderd. Belangrijke factoren lijken wel de afname van het aantal werkende jongeren en de toename van het aantal studerenden en het hogere aandeel van de jongeren die in steden wonen.
Sociale Media en automobiliteit
Ook in het buitenland spelen deze ruimtelijke verklaringen een belangrijke rol. Alhoewel het gebruik van social media, smartphones en dergelijke vaak ook worden genoemd als redenen, is daar vooralsnog onvoldoende bewijs voor gevonden, overigens ook voor het tegendeel niet. Soms wordt zelfs aangetoond dat het gebruik van social media samengaat met een grotere spreiding van sociale netwerken, wat ook weer gepaard kan gaan met een grotere fysieke mobiliteit. Ook de gedachte dat het belang van autobezit als statussymbool aan het afnemen is onder deze groep is nog niet op basis van onderzoek te onderbouwen. Mijn verwachting is dat juist het ruimtelijk gedrag van jongeren belangrijk zal zijn bij de verklaring van toekomstige mobiliteitsontwikkelingen.
Automobiliteit in de toekomst
Als het aandeel van jongeren dat in steden gaat wonen blijft toenemen, en daar ook via een goed woningmarktbeleid op wordt ingespeeld, kan de groei van het autobezit lager worden. Overigens roept dit ook uitdagingen op: hoe houden we deze jongeren in stedelijk gebied nadat ze een gezin hebben gesticht en voorkomen we een nieuwe suburbanisatiegolf na 2020. Wat we eerder nog niet hadden voorzien is dat de groei van het flexibele autobezit daarentegen wel eens veel belangrijker kan worden dan in het verleden gedacht, met concepten als deelauto’s en aanbieders die daarop inspelen. En dat kan verregaande consequenties hebben voor hoe we met ons autopark zullen omgaan, zowel voor overheden als voor de branche. Voor overheden wordt dan sturing via vaste autobelastingen minder belangrijk en moet meer worden vertrouwd op sturing via gebruik van de auto en parkeerruimte. Voor de branche betekent dit dat deze veel meer met flexibele aanbiedingen rekening moet houden en dat autoverkopen aan individuele huishoudens blijvend op een lager niveau komen te liggen.
Meer weten?
Op de opleiding beleidsmedewerker Verkeer en Vervoer leert u van o.a. Henk Meurs hoe u komt tot een verkeers- en vervoersplan voor uw gemeente.
Bron: Verkeerskunde
Het is bij deze ontwikkeling vooral van belang dat (naast goed woningmarktbeleid) ook de parkeernormen worden gemoderniseerd. Nu worden in veel gevallen door te hoge parkeernormen woningen voor starters nabij goed OV noodgedwongen voorzien van een verplichte (gebouwde) parkeervoorzieningen, terwijl de potentiele kopers geen eigen auto hebben of willen. Hierdoor worden starterswoningen onnodig duur.