Jan Terpstra, hoogleraar Criminologie en docent op de opleiding beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid, geeft in onderstaand interview zijn visie op de consequenties van de komst van de Nationale Politie.

Veiligheid is al jaren een obsessie van de Nederlandse samenleving. Hoogleraar Jan Terpstra heeft een simpel recept. “Veel problemen zijn als je er zelf op af stapt, meteen een stuk minder bedreigend.” Burgers die ingrijpen verwachten echter wel dat de politie snel nabij is en het probleem overneemt. Die nabijheid zal met de komst van de Nationale Politie alleen maar afnemen, vreest Terpstra.

De hoogleraar Criminologie liep de avond voor het interview tot twaalf uur mee met particuliere beveiligers. Hij is nieuwsgierig naar de werkwijze van de professionals in een sector die steeds groter wordt. De beste manier om de werkwijze te leren kennen, is volgens Terpstra om die mensen aan het werk te zien.

Die groei van het particuliere beveiligingswezen is een van de paradoxale ontwikkelingen in wat Jan Terpstra ‘het Nederlandse veiligheidscomplex noemt, tevens de titel van het boek dat hij in 2011 publiceerde. Volgens Terpstra – kordate prater, de handen ondersteunen voortdurend zijn betoog – is de aanpak van onveiligheid steeds meer de taak van andere partijen dan de politie. Toezichthouders, particuliere beveiligers, maar ook burgers spelen een grote rol of gaan die krijgen. Frappant eigenlijk, een argeloze mediavolger kan immers niet aan de indruk ontkomen dat dit kabinet zich juist als geen ander verantwoordelijk acht voor de veiligheid in dit land. Minister Opstelten schroomt niet om zich met veel, grote, maar toch lokale incidenten nadrukkelijk te bemoeien. En de komst van de Nationale Politie, sterk aangestuurd vanuit Den Haag, geeft evenmin de indruk dat de landelijke overheid haar klassieke taak wil gaan delen. De vertrekvraag is hoe Terpstra die ogenschijnlijke tegenstrijdigheid beoordeelt. En vervolgens, zijn we in Nederland op de goede weg in de aanpak van onveiligheid?

Terpstra: “Wat je ziet, is dat het beleid in hoge mate inconsistent is. Enerzijds ontstond al in de tweede helft van de jaren tachtig het besef dat er een spreiding van verantwoordelijkheden moest komen. Bedrijfsleven, gemeentes, ze moesten meer zelf gaan doen. Maar aan de andere kant blijft de overheid een gulzige institutie, zoals mijn collega Trommel uit Amsterdam dat mooi heeft genoemd.”

Waarom is de overheid gulzig?

“In belangrijke mate vanwege een reden die niets met veiligheid te maken heeft, maar alles met politiek. In deze samenleving heeft het idee postgevat dat veiligheid een groot probleem is en politici ruiken dan hun kans. Veiligheid is bij uitstek een terrein waarop je daadkracht kunt tonen, legitimiteit kunt winnen, terwijl in werkelijkheid de landelijke overheid haar verantwoordelijkheid in snel toenemende mate met andere partijen deelt. Dat is een echte spagaat.”

Touwtje

Het is een van de meest intrigerende en telkens terugkerende thema’s in het Nederlandse publiek debat van het laatste decennium: de ervaren onveiligheid versus de feitelijke onveiligheid. Terpstra: “Ergens in de tweede helft van de jaren tachtig, eerste helft jaren negentig is het beeld ontstaan dat we in een high crime society leven. Hans Boutellier heeft het goed gezegd: niemand laat meer het touwtje uit de brievenbus hangen, iedereen heeft minimaal twee sloten op de fiets. Dat beeld kwam toen op omdat criminaliteitscijfers inderdaad in enkele decennia fors waren gestegen. Maar die cijfers zijn in vergelijking met de top in de jaren negentig juist aan het dalen. Objectief gaat het dus de goede kant op en toch blijft er dat onbehagen.

Ik heb drie jonge kinderen, kan ik het touwtje volgens u dan wel…

“Nee, dat niet. Er is toenemende individualisering, er is steeds meer sprake van anonimiteit, er is erosie van gezag. De vanzelfsprekendheid van veiligheid is weg.”

Maar dan hebben wij burgers met ons onbehagen toch gelijk?

“Nee, dus niet. Ik vind dat we meer moeten accepteren dat we nou eenmaal in een meer risicovolle samenleving leven. We willen dat ook. Individualisering en globalisering hebben ons een hoop opgeleverd. En ik denk dat als we de problemen die we in onze eigen omgeving zien wat meer als onze problemen beschouwen en er meer zelf op afstappen, dat die problemen er dan meteen een stuk minder bedreigend uitzien. Je kunt dat gevoel van veiligheid zelf deels terugwinnen.”

Welke mate van onveiligheid heb ik als burger dan te accepteren?

“Dat weet ik niet. Zo’n vraag suggereert een kwantitatief antwoord. Dat is er niet. Maar er zijn allerlei voorbeelden waar overspannenheid blijft. Heel veel kinderen op de basisschool hebben tegenwoordig een mobiele telefoon. Uit onderzoek is gebleken dat ouders die telefoon geven uit veiligheidsoverwegingen. Dat is toch van de gekke, dat wij het angstig vinden als ons kind even niet binnen ons bereik is?”

Bedrijfsmatig

Terpstra bepleit niet zozeer een aanpak van de onveiligheid, maar een aanpak van het gevoel van onveiligheid. De bestrijding van de ‘overspannenheid’ vraagt een klassiek-therapeutische methode. Je moet het probleem niet vermijden, je moet erop af. Dan zie je dat je niet zo bang hoeft te zijn.

Makkelijker gezegd dan gedaan.

“Een belangrijke voorwaarde volgens mij is dat burgers moeten weten dat als het echt fout gaat, de politie nabij is. Recent onderzoek naar burger-ingrijpen heeft laten zien dat burgers als ze ingrijpen wel verwachten dat de politie snel komt en dat die dan het ‘geweldsprobleem’ overneemt. Wat ook uit dat onderzoek kwam, is dat die mensen een morele bevestiging van de politie verwachten: ‘Dat heb je goed gedaan.’ Nu gaat het vaak heel bedrijfsmatig. Een burger die ingrijpt, hoort daar later nooit meer wat van, terwijl ze zelf nog in onzekerheid verkeren. Heb ik het goed gedaan? Als die bevestiging niet komt, denk ik dat zo iemand de volgende keer minder snel op een situatie afstapt.”

Maar het geweldsmonopolie ligt bij de staat. Daar wil je toch geen misverstanden over laten ontstaan?

“De bedoeling van dat geweldsmonopolie is niet dat wij alleen gaan bellen en vervolgens met de armen over elkaar gaan zitten. Als er ingebroken wordt bij de buurvrouw, is een telefoontje naar de politie niet per definitie genoeg.”

Wat dan wel?

“Dat je je afvraagt wat je zelf kunt doen. Burgers hebben veel te lang alles wat ze zelf kunnen doen aan de politie doorgegeven.”

Vertrouwen

Wil je het gevoel van onveiligheid bestrijden, dan moet je je als burger wel door de politie gesteund en bevestigd weten. Klinkt logisch. Dit voorjaar wordt de eerste fase van een grootschalige reorganisatie van de politie afgerond. De Nationale Politie is dan een feit. De politie bestaat niet meer uit 26, vrij autonoom opererende korpsen, maar wordt één, centraal aan te sturen organisatie. Volgens het huidige kabinet een grote stap vooruit in de bestrijding van criminaliteit. Jan Terpstra geldt echter al enige tijd als een van de grootste critici van deze ontwikkeling. Die kritiek heeft alles te maken met de volgens hem noodzakelijke ‘nabijheid’ van de politie.

Ik snap het niet. U pleit voor meer zelfredzaamheid bij burgers, we krijgen een politie die meer op afstand van het alledaagse lokale komt te staan en daar bent u het dan niet mee eens?

“De kern van politiewerk is volgens mij dat het soort problemen waar de politie zich mee bezighoudt, heel vaag, heel breed is. Het zijn eigenlijk die problemen die burgers zelf niet aankunnen, maar die zich wel zeven dagen per week, 24 uur per dag voor kunnen doen. Je moet in die situaties snel en doortastend kunnen optreden, daar moeten mensen op kunnen vertrouwen, dat is de kern van goed politiewerk.”

De komst van de Nationale Politie doet daar afbreuk aan?

“We weten uit onderzoek dat burgers vertrouwen geven aan de politie als deze zichtbaar is, snel komt indien nodig, en dan dat doet wat wij van de politie verwachten. Vertrouwen ontstaat in het alledaagse. Maar voorstanders van de Nationale Politie lijken te denken dat we dat vertrouwen op centraal, landelijk niveau kunnen verdienen omdat er dan meer eenheid in beleid en uitvoering kan ontstaan. Ik vrees dat dat een misverstand is. Mensen kijken in een gecentraliseerd apparaat nou eenmaal meer omhoog dan om zich heen.”

Dus je ziet een clubje herrie makende jongens op straat, je stapt daar op af, het escaleert enigszins en dan blijkt de politie minder snel ter plaatse dan jij fijn vindt?

“Ja, inderdaad. Ik vrees dat de politie in de directe leefomgeving van mensen minder aanwezig zal zijn. Dat men het zal laten afweten. Je krijgt bij wijze van spreken in Friesland de situatie dat de politie alleen nog in Heereveen en Leeuwarden gehuisvest is. Dat is toch lastig als je in Buitenpost een probleem hebt.”

Veel burgers denken dus wel twee keer na voordat ze zelf ingrijpen.

“Inderdaad.”

Link

Veiligheid is van ons allemaal. Maar de komst van de Nationale Politie gaat volgens Jan Terpstra dat besef niet vergroten. Nou ja, in ieder geval niet op de goede manier.

Ontstaat ook het risico dat burgers het recht in eigen hand nemen?

“Tja, wraakgevoelens zijn een serieus onderwerp. Ik vind dat de burger meer zelf moet ingrijpen, maar dat moet natuurlijk niet ontaarden in eigenrichting.”

Dat moet niet, maar wordt het wel meer waarschijnlijk? Dat AZ-keeper Esteban zijn belager twee schoppen in de rug gaf, werd ook goedgepraat.

“Volgens mij werd het begrepen, niet zozeer goedgepraat. Dat vind ik een belangrijk onderscheid.”

Maar ik hoor u toch ook zeggen dat begrijpelijke wraakgevoelens een giftige mix kunnen vormen met afnemend vertrouwen in de politie omdat die minder nabij is.

“Kijk, wat je ziet is dat die wraakgevoelens eerder ontstaan. Iedereen kent het verhaal uit Leidsche Rijn. Daar krijg je als burger niet het idee dat de Politie jou helpt als ze die rotjongens onder verwijzing naar wet niet aanpakken. Daar kun je volgens mij behoorlijk link van worden.”

En dan zou het u niet verbazen als een groepje potige mannen uit de buurt…

“Wij doen momenteel onderzoek in een wijk. Daar woont een vrouw die haar honden uitliet en een overval zag. Ze gaat met die honden daarnaartoe. Die overvallers bleken bang voor die honden en renden weg. Maar ’s avonds lagen bij die vrouw wel alle ruiten eruit en was haar auto vernield. Dat ging zo anderhalve week door. Toen was er een meneer in de straat en die had een broer wiens neef bij de Hells Angels zat of zoiets. Hij stelde voor het zelf op te lossen. Uiteindelijk heeft de partner van die vrouw de politie gebeld en gezegd: ‘Nu komen, anders gaat het hier ontzettend mis’, en toen kwamen ze wel.”

Dat soort situaties gaan we dus vaker zien als de politie zich inderdaad terugtrekt.

“Dat kan ik helaas niet uitsluiten”

 

Meer weten?

Op de opleiding beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid hoort u van Jan Terpstra, hoogleraar Criminologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, wat de komst van de Nationale Politie betekent voor u en uw gemeente.

Bron: Radboud Magazine