De Nationale Politie is inmiddels een feit. En nu?

Door Lex Cachet, hoofddocent Bestuurskunde op de Erasmus Universiteit Rotterdam en dagvoorzitter op het congres Nationale Politie.

Een feit?
De Nationale politie is in Nederland een feit. Per 1 januari van dit jaar is immers de nieuwe Politiewet van kracht geworden. Op basis daarvan is er een eind gekomen aan het stelsel van regionale politie, dat sinds april 1994 heeft bestaan. Hoe ingrijpend de overgang van 148 gemeentelijke korpsen en 17 districten van de rijkspolitie indertijd  ook was, de tand des tijds heeft het regionale systeem nauwelijks weten te doorstaan. Na amper twee decennia wordt het al weer vervangen door een ander bestel.

Maar, is de nationale politie nu ook echt een feit? Is de politie al georganiseerd zoals de bedoeling is. En, zeker zo belangrijk, functioneert de politie al als nationale politie? Het antwoord op die vragen luidt: nee. En iedereen is het er eigenlijk ook wel over eens dat het nog niet zo ver is. Zelfs minister Opstelten van Veiligheid en Justitie (V&J), die altijd tempo wil maken en snel wil doorpakken, heeft – gelukkig – beseft dat een zo complexe operatie als deze, niet in een paar maanden op te tuigen en uit te voeren is. Want complex is de overgang van regionale politie naar nationale politie zeker.

Complexiteit?
De invoering van nationale politie is complex omdat het veel meer dan het verhangen van een paar labels. Het is een wezenlijke verandering, qua structuur, werkwijze en – niet te vergeten –  cultuur en leiderschap,  in een organisatie met ruim meer dan 50.000 formatieplaatsen. Wat ook aan de complexiteit van de invoeringsoperatie bijdraagt, zijn de niet geringe ambities waarmee het hele proces beladen is. De minister van V&J  heeft misschien wel wat erg vaak tegen de Tweede Kamer en/of de pers gezegd dat nationale politie de oplossing voor een specifiek probleem zou zijn. Op het congres Nationale Politie (georganiseerd door het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid) vorig jaar analyseerde Jan Terpstra haarfijn hoe hoog de ambities rijken en vooral hoe veel het er uiteindelijk zijn (zie ook Terpstra en Gunther Moor, 2012) .  Gerard Bouman, de nationale korpschef, deed in enkele  interviews, eind 2012 / begin 2013,  zijn best de wel erg hooggespannen verwachtingen wat te temperen (o.a. Een Vandaag 02 01 2013 en Buitenhof 06 01 2013).

Grenzen
Bouman heeft gelijk. Een politiebestel – welk dan ook – is geen middel tegen alle kwalen. Geen politiebestel, zo blijkt uit internationaal vergelijkend onderzoek (Cachet, Van Sluis, e.a., 2009) heeft alleen maar voordelen. Elk bestel heeft naast voordelen ook nadelen. Dat heeft te maken met de breedte en gevarieerdheid van de politiefunctie en met wat het politiebestel uiteindelijk is.

Bestel
Het politiebestel is meer dan alleen maar de politie. Het bestel is de politie en al diegenen die in een democratische rechtsstaat belast zijn met het sturen en controleren van de politie en van wat de politie doet en laat.
Het bestel kan dus ook gezien worden als een poging recht te doen aan de vele uiteenlopende eisen waar de politiefunctie aan moet voldoen: maatschappelijke effectiviteit en responsiviteit, bedrijfsmatige efficiëntie, politiek-bestuurlijke verantwoording, …   Het is dan ook geen wonder dat het politiebestel in bijna elk land complex is. Het bestel heeft een wezenlijk politieke dimensie – essentiële keuzes maken – en is dus ook niet ongevoelig voor politieke compromissen (cf. behandeling Politiewet in de Eerste Kamer en de follow up daarvan, onder meer in Fijnaut 2012).

Ieder bestel is een unieke poging om zo goed mogelijk recht te doen aan al die uiteenlopende eisen. Dat gebeurt deels in de formele papieren werkelijkheid van een Politiewet. Maar het gebeurt  ook in de praktijk, in de wijze waarop binnen de grenzen van het formele bestel invulling wordt gegeven aan de politiefunctie en aan het gezag over de politie. Daarom is uitwerking van de principes in de Politiewet zo belangrijk.

Uitwerking
Bij uitwerking van de Politiewet 2012 zijn twee zaken van het allergrootste belang.

Allereerst moet geconstateerd worden dat de wetgever veel zaken voor zich uit heeft geschoven. De Politiewet 2012 toont bijna als een kaderwet. Binnen de wel heel globale kaders die de wet stelt moet veel, heel veel, verder uitgewerkt worden (Muijen, 2013). Een bijna onvermijdelijk gevolg van de haast die minister en kabinet hadden – wijs geworden door ervaring – om de wet door het parlement te krijgen. Er moet dus nog heel veel gebeuren. 

Daarnaast is het bij een operatie als deze onvermijdelijk dat veel bestaande arrangementen en routines waar de politie bij betrokken is niet meer voldoen, opnieuw uitgevonden moeten worden. Neem bijvoorbeeld het loslaten van de ooit zo geprezen één op één congruentie tussen politieregio’s en veiligheidsregio’s. De veel grotere eenheden van de nationale politie zullen nieuwe, werkbare, arrangementen met vrijwel altijd meer dan één veiligheidsregio moeten ontwikkelen. Dat is geen ramp – om in de sfeer te blijven – maar het kost wel veel tijd, denkwerk en inspanningen.

Uitwerking belangrijk
Is nadere uitwerking van het politiebestel marginaal of is het essentieel? Ik neig naar het laatste. De formele systeemgrenzen van het bestel zijn zeker niet onbelangrijk.  Maar, uiteindelijk gaat het vooral om wat zich binnen die grenzen afspeelt en hoe zich dat dan afspeelt. Ook hier een voorbeeld.

Als er één punt van zorg en discussie is geweest in het debat over nationale politie de afgelopen tijd dan is het wel de lokale rol die nationale politie wel of niet zal gaan spelen.

Fijnaut (2012) heeft vanuit dat perspectief zelfs voor een volstrekt andere interne organisatie van de nationale politie gepleit, met als basis de 25 grootste steden. Hij heeft, op dit punt, zijn zin niet gekregen. Maar daarmee is het probleem niet van tafel. Het probleem hoe je binnen een stelsel van nationale politie toch voldoende recht kunt doen aan specifieke lokale wensen en behoeften met betrekking tot politie en veiligheid. En, zou ik er aan willen toevoegen, hoe je dat zo effectief kunt doen, dat de terugkeer op termijn naar een vorm van gemeentepolitie vermeden wordt (Hospes, 2004). Want een dergelijk politieel tweestromen land zou een slechte ontwikkeling zijn (Fijnaut 2012, Cachet 2013).

Anders gezegd: uitwerking zou wel eens bepalend kunnen zijn voor de vraag of nationale politie echt recht kan doen aan de totale breedte van de politiefunctie en niet alleen – zoals velen vrezen –  aan de justitieel-repressieve kant.

Conclusie
De Politiewet 2012 is een feit. En daarmee is nationale politie op papier ook een feit, per 1 januari 2013. Maar, de werkelijkheid van nationale politie wordt niet alleen door de wet bepaald. De wet is richtinggevend. Maar zeker zo belangrijk is de uitwerking die aan veel onderdelen van de wet gegeven zal worden. Daar is een begin mee gemaakt. Maar het invoeringsproces beslaat enkele jaren en verkeert nu nog ruimschoots in het stadium waarin meepraten en meedenken zin kan hebben.

 

Meer weten?

Op het congres Nationale Politie hoort u wat de komst van de Nationale Politie betekent voor u en uw gemeente.

Literatuur

Lex  Cachet, Arie van Sluis, Theo Jochoms, Anne Sey en Arthur Ringeling, Het betwiste politiebestel. Een vergelijkend onderzoek naar de ontwikkeling van het politiebestel in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Engeland & Wales. Amsterdam / Apeldoorn: Reed Elsevier / Politie en Wetenschap, 2009.

A. Cachet, Nederland – België. Over nationale politie en andere bestelveranderingen. Inleiding op een studiedag van de Oost-Vlaamse Politie Academie, 28 februari  2013.

Cyrille Fijnaut, Het Nationale Politiekorps. Achtergronden, Controverses en Toekomstplannen. Amsterdam; Uitgeverij Bert Bakker, 2012

J. Hospes, Op weg naar een nieuwe gemeentepolitie? het Tijdschrift voor de Politie, 2004, 65e jrg. Nr. 6, 22 – 25.

P.J.D. J. Muijen, Politiewet 2012. Nader beschouwd aan de hand van parlementaire behandeling en uitgebrachte adviezen. Zutphen: Uitgeverij Paris, 2013.

J.B. Terpstra en L. Gunther Moor. Nationale politie. Kanttekeningen tegen de stroom in.  Nederlands Juristenblad, 7, 451 – 457,  2012.

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

Nieuwe werkwijze arbeidsongevallen zorgt voor meer veiligheidsbewustzijn bij bedrijven

84 procent van de bedrijven waar een arbeidsongeval is gebeurd, voert alle maatregelen die in …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *