Per 1 augustus 2015 is voor scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs de wettelijke bepaling over de sociale veiligheid van leerlingen op school in werking getreden. De wet regelt een zorgplicht voor scholen. Er is bepaald dat sprake moet zijn van het voeren van een veiligheidsbeleid, het aanstellen van een coördinator en jaarlijkse monitoring van de veiligheidsbeleving van leerlingen.
Veiligheidsbeleid
In de wet staat de zorgplicht van de school centraal. Van scholen wordt verwacht dat ze alles doen wat nodig is om leerlingen een veilige omgeving te bieden. Dit vraagt van scholen dat ze een actief veiligheidsbeleid voeren dat doeltreffend is.Monitoring van de sociale veiligheid van leerlingen geeft daarover informatie. De Memorie van Toelichting bij de wet zegt hierover: “Een school kan pas goed beleid ten aanzien van sociale veiligheid voeren als zij inzicht heeft in de feitelijke en ervaren veiligheid en het welbevinden van de leerlingen. Op basis van monitoring die een representatief en actueel beeld geeft van de sociale veiligheid van de leerlingen, krijgen scholen inzicht in de daadwerkelijke sociale veiligheid op de school.” Als de resultaten daartoe aanleiding geven, kan de school op basis van deze gegevens het beleid aanpassen. Het schoolbestuur is hiervoor verantwoordelijk.
Monitoring
De toelichting bij de wet geeft aan welke eisen worden gesteld aan de monitoring door de school. Dat zijn:
Betrouwbaar en valide
Het instrument moet valide zijn (meet het instrument wat wordt bedoeld) en op betrouwbare manier meten. Daarbij moet het instrument inzicht geven in:
- hoe ervaren leerlingen de sociale en fysieke veiligheid op school,
- hebben leerlingen te maken met aantasting van de sociale en fysieke veiligheid (zoals door pesten (inclusief pesten via social media), geweld, discriminatie e.d.),
- hoe is het gesteld met het welbevinden van leerlingen op school?
Gestandaardiseerd, jaarlijks en representatief
Om een goed beeld te kunnen geven is van belang dat een gestandaardiseerd instrument wordt gebruikt, dat tenminste eens per schooljaar onder een representatief deel van de leerlingen wordt afgenomen.
Beschikbaarstelling monitorgegevens
De wet geeft tevens aan dat de school ervoor zorgt dat de monitorgegevens voor de inspectie toegankelijk zijn en beschikbaar worden gesteld, zodat de inspectie inzicht krijgt in de daadwerkelijke beleving van de veiligheid en het welbevinden van leerlingen.
Keuze door de school
Scholen kunnen zelf het instrument kiezen dat ze voor de monitoring willen gebruiken. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van verschillende instrumenten die daarvoor in omloop zijn, als deze aan de wettelijke eisen voldoen. Door een gestandaardiseerd instrument te gebruiken blijft de belasting voor scholen zoveel mogelijk beperkt. Belangrijk is dat de school de monitoring zo inricht, dat het de informatie geeft die nodig is om een veiligheidsbeleid te kunnen voeren dat past bij de eigen situatie.
Inspectietoezicht
De toelichting bij de wet geeft ook aan hoe de inspectie toezicht houdt. De monitoring door de school moet de school en de inspectie inzicht geven in de sociale veiligheid van leerlingen op school. De inspectie heeft daartoe toegang tot de monitorgegevens van de school, en ziet erop toe dat scholen op basis daarvan zo nodig vroegtijdig maatregelen tot verbetering treffen. Met het oog op beperking van de toezichtlast voor scholen en inspectie, sluit de inspectie waar mogelijk aan bij gegevens die scholen in het kader van hun veiligheidsbeleid verzamelen.
De inspectie vult het toezicht in op basis van de jaarlijkse gegevens van de school. Dit verloopt meestal via levering van de (getotaliseerde) gegevens door de leverancier van het instrument waarmee de school monitort, na toestemming van de school.
Meer weten?
Op de opleiding Veiligheidscoördinator in het onderwijs leert u hoe u onveilige situaties in uw onderwijsinstelling voorkomt of beperkt.