Bibob-vragenformulier maakt geen deel uit van DHw-aanvraag

Op grond van artikel 27 lid 1 onder b van de Drank- en Horecawet (DHw) en ook volgens verschillende gemeentelijke algemene plaatselijke verordeningen (APV), kunnen de DHw-vergunning respectievelijk exploitatievergunning worden geweigerd, “indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelden in overeenstemming zal zijn”.

Franc Pommer, advocaat bij Hekkelman Advocaten & Notarissen en docent op de cursus Wet- en regelgeving in Openbare Orde en Veiligheid, de cursus Bestuursrechtelijk handhaven, de opleiding bibob coördinator en de cursus APV & Bijzondere Wetten, gespecialiseerd in openbare- orderecht.

Doel van de weigeringsgrond

Over de bedoeling van deze bepaling valt uit de wetsgeschiedenis weinig af te leiden. In de praktijk wordt de bepaling vooral toegepast als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat sprake is van schijnbeheer, omdat in de vergunningaanvraag een andere leidinggevende is vermeld dan degene die feitelijk leiding geeft. Ook het opgeven in de aanvraag van onjuiste financiële gegevens of onjuistheden over de herkomst daarvan, kan aanleiding zijn voor toepassing van de betreffende weigeringsgrond.

Aanvraag

In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1947 kwam de rechtsvraag aan de orde of ook een foutieve invulling van een Bibob-vragenformulier aanleiding kon zijn voor de toepassing van artikel 27 lid 1 onder b van de DHw. De achtergrond van die rechtsvraag was, dat in het Bibob-vragenformulier de (onjuiste) informatie was vermeld dat de aanvrager zijn horecabedrijf met € 14.000,- eigen vermogen financierde, terwijl hij tijdens de bezwaarfase verklaarde dat hij financieel werd ondersteund door familie en vrienden. Mogelijk trachtte de aanvrager op deze manier te voorkomen dat Bibob-onderzoek naar deze ‘zakelijke relaties’ zou worden gedaan.

De Afdeling beantwoordt de rechtsvraag ontkennend en overweegt daartoe: “[…] dat de zinsnede ‘met het in de aanvrage vermelde’ in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de DHW slechts betrekking heeft op de informatie waarom is verzocht in het DHW-aanvraagformulier. Datgene waarnaar gevraagd wordt in het vragenformulier als bedoeld in artikel 30 van de Wet bibob dat wederpartij op verzoek van de burgemeester heeft ingevuld, is niet te duiden als dergelijke informatie.”

Volgens de Afdeling kan dus alléén het DHw-aanvraagformulier worden aangemerkt als ‘aanvrage’ in de zin van artikel 27 lid 1 onder b van de DHw. Dit heeft tot gevolg dat aan een onjuist ingevuld Bibob-vragenformulier niet de conclusie kan worden ontleend dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelden in overeenstemming zal zijn.

Status Bibob-vragenformulier

De Afdeling lijkt voor de duiding van het begrip ‘aanvrage’ in de zin van artikel 27 lid 1 onder b van de DHw mede de ‘Regeling aanvraaggegevens en formulieren Drank- en Horecawet 2013’ te hebben betrokken. De Afdeling wijst op een uitspraak van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:407, waarin zij heeft overwogen dat de burgemeester ook om andere gegevens dan opgenomen in de Regeling mag verzoeken, zoals om te kunnen beoordelen of de DHw-vergunning moet worden geweigerd gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wet bibob, in samenhang bezien met artikel 27 lid 3 van de DHw. Dit laatstgenoemde artikel luidt als volgt: “Een vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.”. De Afdeling maakt hiermee duidelijk dat de beoordeling van het Bibob-vragenformulier een afzonderlijk traject is, waarvoor specifieke wettelijke regels gelden, ten opzichte van de beoordeling van de aanvraag ’ten principale’.

Onjuist invullen Bibob-vragenformulier loont niet

Uit de uitspraak van 13 juni 2018 kan daarom níet worden afgeleid dat het invullen van onjuiste informatie in een Bibob-vragenformulier lonend zal zijn. Immer, het Bibob-vragenformulier zal moeten voldoen aan de Wet Bibob. Op grond van artikel 4 van de Wet Bibob kan de weigering om een Bibob-vragenformulier volledig – lees ook: volledig juist – in te vullen gezien worden als een ‘ernstig gevaar’ in de zin van artikel 3 van die wet. Op die grond kan een vergunning worden ingetrokken.

Bij een vergunningaanvraag kan het onjuist invullen van een Bibob-vragenformulier aanleiding zijn voor de toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2977, en van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2556. Op grond van artikel 4:5 lid 1 aanhef en onder c van de Awb kan worden besloten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende – lees ook: onjuist – zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking.

Bredere betekenis

Hoewel de uitspraak van 13 juni 2018 betrekking heeft op artikel 27 lid 1 onder b van de DHw, heeft deze naar mijn oordeel een bredere betekenis. Zo acht ik de uitspraak ook relevent voor het geval in de APV voor bijvoorbeeld de exploitatievergunning, een met artikel 27 lid 1 onder b van de DHw vergelijkbare weigeringsgrond is opgenomen. Voor vergunningen op grond van gemeentelijke verordeningen is in artikel 7 van de Wet Bibob een algemene voorziening getroffen, waardoor aan de Wet Bibob een weigeringsgrond kan worden ontleend. Deze heeft min of meer dezelfde redactie als artikel 27 lid 3 van de DHw, die als volgt luidt: “Een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, kan door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3”.

Ook voor de weigering van een exploitatievergunning op de grond dat redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelden in overeenstemming zal zijn, zal dus alleen de aanvraag c.q. het aanvraagformulier van de exploitatievergunning zelf doorslaggevend zijn. Niet de eventuele onjuistheden in het Bibob-vragenformulier. Als zowel de aanvraag ten principale als het Bibob-vragenformulier onjuistheden bevatten, kan de onjuistheid in het Bibob-vragenformulier mijns inziens overigens wel ondersteunend zijn voor het (deel)criterium dat “redelijkerwijs moet worden aangenomen”, etc.

Tip voor de praktijk

Wordt overwogen artikel 27 lid 1 onder b van de DHw of een daarmee vergelijkbare weigeringsgrond uit de APV ten grondslag te leggen aan een besluit, doe dat dan alléén als de aanvraag of het aanvraagformulier van de vergunning zélf onjuistheden bevat. Niet als die onjuistheden staan in andere documenten dan de aanvraag of het verzochte in het aanvraagformulier, zoals het Bibob-vragenformulier. Staat de onjuistheid niet in de aanvraag of het aanvraagformulier, maar in een ander document, geef dan toepassing aan artikel 4:5 van de Awb.

Meer weten?

 

Over Frank van Summeren

Congres- en opleidingsmanager veiligheid bij het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid.

Bekijk ook

🎧 Podcast: De jonge aanwas op het mbo, een kans of bedreiging?

Beluister de podcast met Jochem Zwerus, Projectleider preventie op ondermijning in het mbo en projectleider …

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *